TU/e rekent zich nog niet rijk na Van Rijn
Er heerste aanvankelijk euforie aan onze universiteit, toen bekend werd dat de commissie-Van Rijn adviseert meer geld aan bèta-technische opleidingen te geven. Het gaat om een totaalbedrag van zeventig miljoen euro. Die euforie heeft plaatsgemaakt voor een afwachtende houding, zei de nieuwe collegevoorzitter Robert-Jan Smits gisteren in de U-raadsvergadering: "We zijn hard aan het rekenen om te kijken wat de plannen van Van Rijn precies betekenen voor onze universiteit."
Als het aan de commissie-Van Rijn ligt, wordt het budget van de universiteiten opnieuw verdeeld, zodat er meer geld naar bèta-technische opleidingen gaat. Het gaat om een totaalbedrag van zeventig miljoen euro. De TU/e en de drie andere technische universiteiten zouden er financieel gemiddeld 6,6 procent op vooruitgaan. Alle andere universiteiten leveren geld in, de jonge universiteiten van Maastricht, Rotterdam, Tilburg en de Open Universiteit het meest.
Toch is nog niet precies duidelijk hoeveel extra geld de TU/e zal ontvangen, verduidelijkte vicevoorzitter Nicole Ummelen gistermiddag tijdens de U-raad: "We wachten het besluit van de minister af, kijken wat het effect is. Ook andere universiteiten zijn flink aan het rekenen; het is echt een gevoelig onderwerp om begrijpelijke redenen. We hebben ons gecommitteerd aan de maatschappelijke vraag naar meer ingenieurs. De vraag is met welke bedragen we wat kunnen doen. Eind juni wordt er meer over duidelijk."
Reorganisaties
De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen hoopt, net als de universiteiten, dat onderwijsminister Ingrid van Engelshoven extra geld vindt voor bèta-techniek, zodat de verschuiving niet ten koste gaat van andere disciplines. KNAW-president Wim van Saarloos waarschuwt dat het advies zeker bij de zwaarst getroffen universiteiten onherroepelijk zal leiden tot nieuwe bezuinigingen en reorganisaties in de niet‐bèta domeinen: de geestes‐, sociale en medische wetenschappen.
Maar ook voor de oudere, algemene universiteiten met een bètafaculteit die 'slechts' anderhalve procent van zeventig miljoen euro moeten inleveren, is het effect volgens de KNAW “aanzienlijk groter” dan het op het eerste gezicht lijkt. Want de commissie-Van Rijn wil dat ook de opleidingscapaciteit van hun bètafaculteiten wordt versterkt, of in elk geval niet wordt verkleind. Met andere woorden: van de niet-bètafaculteiten van deze universiteiten wordt verwacht dat ze méér inleveren dan anderhalve procent.
Dit is niet goed voor de interne samenwerking, stelt KNAW-president Wim van Saarloos. Het brengt bèta‐decanen in een spagaat: blijven ze loyaal aan hun collega’s van andere faculteiten, of aan de doelstellingen die Van Rijn stelt voor de vergroting van de capaciteit van bèta‐techniek?
Zak geld
Toch is het de vraag of de universiteiten zullen meewerken aan zo’n herverdeling. Ze krijgen jaarlijks een zak met geld die ze binnen bepaalde grenzen naar eigen inzicht kunnen besteden. Als de ene faculteit te veel geld krijgt en de andere te weinig kunnen ze dit - als de medezeggenschap instemt - rechttrekken. Bijvoorbeeld door geld van ‘goedkope’ opleidingen als rechten en bedrijfswetenschappen door te sluizen naar dure.
De vier technische universiteiten hebben op dit vlak minder speelruimte. Vandaar ook dat zij als eersten meer geld eisten van het kabinet en hun argumenten kracht bijzetten met het instellen van studentenstops.
Voormalig onderwijsminister Jet Bussemaker (PvdA) was minder gevoelig voor deze lobby dan huidig minister Van Engelshoven (D66). Al in het regeerakkoord stond te lezen dat Rutte III de bekostigingssystematiek voor het hoger onderwijs wilde herzien, “met daarbij specifieke aandacht voor technische opleidingen”.
Maar of dit bij algemene universiteiten kan worden gerealiseerd zonder het beginsel van lumpsum-financiering geweld aan te doen, is onwaarschijnlijk.
Discussie