Hoe gaat het écht met je?
Drie werknemers zitten in het kantoor van de directie. Ze vragen om loonsverhoging: er zijn te weinig collega’s om hun werk te doen, en weken van 60 of 70 uur zijn geen uitzondering. De directie snapt het probleem en komt met een plan: werknemer 2 krijgt een deel van het salaris van werknemers 1 en 3.
De directie in dit verhaal is oud-staatssecretaris Martin van Rijn. Bizar genoeg deelt hij de diagnose van de werknemers (‘we werken te hard’), maar handelt hij er niet naar. Ondanks dat er in de laatste 20 jaar 75 procent meer diploma’s per staflid zijn uitgegeven, schuift Van Rijn liever de fiches heen en weer over de academische pokertafel: de TU’s zijn werknemer 2 en krijgen een loonsverhoging, terwijl de alfa- en gamma-opleidingen (werknemers 1 en 3) gekort worden. Verdeel en heers: met dit doekje voor het bloeden gokt Van Rijn met de carrières van jonge academici, die zonder een vast contract alleen maar harder moeten gaan werken.
Ook binnen de TU/e delen we de diagnose ‘we werken te hard’, maar ironisch genoeg weten we ook niet waar de oplossing gezocht moet worden. In de werkdruk long-read van Cursor stond dat iedere faculteit dit zelf mag bedenken, met een opvallende uitspraak van de TU/e-beleidsadviseur Vitaliteit en Duurzame Inzetbaarheid: “[Personeel kan] ook zélf aan de bel trekken […] Blijf niet steken in de zogenoemde dramadriehoek waarin het altijd aan anderen ligt.”
Dramadriehoek
Ik struikelde over het woord ‘dramadriehoek’. Het is klaarblijkelijk een communicatiemodel dat voorschrijft dat ik de eerste drie alineas in de slachtofferrol ben gekropen. De dramadriehoek klinkt echter meer als een plek op zee waar werknemers naartoe worden gestuurd die teveel klagen: blijf daar maar ronddobberen, tot je er zelf iets aan doet.
Mijn inziens een dramatisch model voor dit probleem. Het is haast onverantwoord hoeveel verantwoordelijkheidsgevoel er aan de TU/e rondloopt. Deze week alleen al liepen er meerdere lijkbleke en grieperige PhD-studenten in Atlas, omdat ze écht niet hun meetings konden cancellen of écht les moesten geven. Ook dit zijn wetenschappers: mensen die denken dat ze elk probleem kunnen oplossen, mensen die werken op hun eigen eiland, aan hun eigen project.
Blinde vlek
Personeel dat tegen een burn-out aanloopt, is hun eigen blinde vlek. In de maanden voor een burn-out lijkt alles nog goed te gaan, omdat je nog nét alle ballen in de lucht weet te houden. Om hulp vragen zou als een regelrechte nederlaag voelen, zeker aan een universiteit. Al heel je leven ben je individueel beoordeeld en hoorde je bij de top-1 procent: VWO, bachelor, master, een PhD… hooguit vroeg je wat hulp aan docenten of aan je begeleider, maar er is jou nooit geleerd om te zeggen ‘doe maar even niet’ of ‘kan ik niet’.
Onze universiteit weerspiegelt de academische cultuur waarin eenieder wordt afgerekend op resultaat. Acceptatie door tijdschriften, toegekende beurzen: succesverhalen beklijven, terwijl afwijzingen niet meetellen en individueel worden geslikt. Dat we wat beter op elkaar moeten letten, is daarom echt the bare minimum: we moeten soms tegen onszelf in bescherming worden genomen.
Denk even aan de directiekamer en de drie werknemers. Het probleem aan de TU/e is dat dit alle vier wetenschappers zijn. We hebben te weinig diversiteit in het type mens dat hier rondloopt. Om het maar in populaire managementtermen te zeggen: het bruist hier van de blauwe werknemers, met een hoop analytisch vermogen en objectiviteit. Er mogen best een paar mensen bij die vragen hoe het écht met je gaat na je 60-urige werkweek.
Discussie