Het is haast een mantra in het wetenschapsbeleid van de overheid: er moeten meer promovendi komen. Hoe hoger de bevolking is opgeleid, hoe beter het is voor de kenniseconomie.
Daarom mogen universiteiten gaan experimenteren met promotiestudenten, die een studiebeurs in plaats van een salaris krijgen. Dat maakt promoties stukken goedkoper, waardoor universiteiten meer promovendi kunnen opleiden.
Charlotte de Roon, de nieuwe voorzitter van het Promovendi Netwerk Nederland (PNN), zet daar vraagtekens bij. “We kunnen beter naar de kwaliteit van de promoties kijken. En naar de aansluiting op de arbeidsmarkt. Nu worden gepromoveerden lang niet altijd op waarde geschat. Laten we daar iets aan veranderen voor we allemaal nieuwe promovendi gaan werven.”
Waarom zouden er niet meer mensen kunnen promoveren? Hoe meer zielen, hoe meer vreugd.
“Dat is waar, we bouwen voort op elk stukje onderzoek dat erbij komt. Maar je wilt ook naar waarde worden geschat. Na een promotietraject is er voor de meesten geen plek aan universiteit en in het bedrijfsleven komen ze vaak terecht op een positie die eigenlijk onder hun niveau is of waarvoor ze minder betaald krijgen dan je zou mogen verwachten met een PhD.”
Hoe zou je dat kunnen verbeteren?
“Het PNN biedt zelf het Professional PhD Program aan: daarin gaan promovendi een paar maanden buiten de universiteit aan de slag, bijvoorbeeld in het bedrijfsleven of bij de overheid. Zo kunnen ze zich oriënteren op hun carrièremogelijkheden en praktijkervaring opdoen.”
Maar moet er ook iets aan de begeleiding van promovendi veranderen? Vaak haken ze af voordat ze klaar zijn.
“Dat komt misschien door dat gebrek aan vooruitzicht. We hebben met het Rathenau Instituut onderzoek gedaan naar de mening van promovendi en maar tien procent gaf een onvoldoende voor de begeleiding.”
Toch stopt één op de vier voortijdig.
“Bovendien haalt alleen een kleine groep promovendi het binnen vier jaar. De meesten lopen meer dan een jaar uit. Dan tellen we buitenpromovendi niet eens mee: van hen weten we niet hoeveel er precies zijn en hun rendement schijnt heel erg laag te zijn. Je kunt beter dáár iets aan doen dan een bursalenstelsel invoeren. Misschien promoveren zij vaker als ze wat meer steun krijgen. Bij buitenpromovendi zie je vaak dat ze de promotie als een levenswerk beschouwen. Ze halen alles erbij wat ze interessant vinden en het onderzoek wordt alsmaar groter. Daardoor krijgen ze het vaak niet af.”
De Roon studeerde psychologie en bestuurskunde aan de Universiteit Leiden. Ze doet een ‘duale promotie’: ze werkt en promoveert tegelijk aan de Campus Den Haag, een faculteit van de Universiteit Leiden. Voor haar werk ondersteunt ze, jawel, buitenpromovendi.
Ga je zelf ook uitlopen?
“Ik vrees van wel, ja. Het is een uitdaging om een promotie met werk te combineren. Zo gaat het bij buitenpromovendi ook, realiseer ik me: snelle acties in je dagelijks werk geef je vaak voorrang.”
Het PNN verzette zich altijd tegen de komst van de promotiestudent. Nu komt er toch een experiment. Is het pleit verloren?
“Nee, we gaan door met onze lobby. De minister is bezig vragen van de Eerste en Tweede Kamer te beantwoorden. We hopen dat het experiment alsnog in debat wordt gebracht. De maatregel die er nu ligt is een beetje een zooitje, als ik het zo mag uitdrukken. Daar maken we ons zorgen over. We willen op zijn minst dat het experiment wordt uitgesteld om het beter te doordenken. Maar nog liever willen we dat het helemaal niet doorgaat.”
Waar wil je je nog meer voor inzetten nu je voorzitter bent?
“We horen dat universiteiten steeds vaker de grens van de cao opzoeken. Dan krijgen promovendi bijvoorbeeld een contract van 0,9 fte voor drie jaar, terwijl het bijna niemand lukt om binnen vier jaar klaar te zijn. Er spelen nu veel discussies over het rendementsdenken aan de universiteiten: dat speelt hier ook. Promoveren moet goedkoop en snel, vinden de universiteiten, maar dat is vaak niet realistisch.”
Discussie