Sluitstuk | Businessmodellen voor duurzame energie
Lesgeven en duurzame energie vormen een dubbele rode draad in het leven van Boukje Huijben. Voor haar promotie onderzocht ze met welke businessmodellen je het best zonnestroom kunt introduceren, en hoe ons overheidsbeleid daarbij helpt - of juist in de weg zit.
Tijdens haar studie scheikunde in Nijmegen werkte Boukje Huijben mee aan zogeheten dunne-film zonnecellen, vertelt ze. “We haalden zelfs een wereldrecord qua efficiëntie. Dat was natuurlijk fantastisch, maar ik vroeg me toen ook meteen af hoe we ervoor konden zorgen dat deze technologie ook daadwerkelijk toegepast zou worden in de maatschappij.” Met die gedachte in het achterhoofd koos Huijben in de master voor de richting Management and Technology en besloot ze nog een tweede master te doen in de milieuwetenschappen.
Nadat ze beide masters cum laude had afgerond, stond ze een paar maanden voor de klas als scheikundedocent. Dat smaakte naar meer: tijdens haar promotie aan de TU/e (bij de groep System Innovations and Sustainability Transitions) behaalde ze haar basiskwalificatie onderwijs (BKO) en gaf ze workshops in Hongarije en Italië voor startende ondernemers in de duurzame energie- en mobiliteitssector.
Wellicht belandt ze ooit nog voor de klas op een middelbare school, maar voorlopig mag ze als postdoc lesgeven over businessmodellen aan projectmanagers van start-ups, gemeenten en energiebedrijven. “Dat is in het kader van het Energy Transition Lab van het Eindhoven Energy Institute. De kennisoverdracht gaat overigens in twee richtingen, want wij leren door die workshops ook weer veel over de markt.” In ieder geval heeft ze als promovenda internationaal naam gemaakt: ze heeft de eer de Nederlandse vertegenwoordiger voor businessmodellen en diensten voor energiebesparing te zijn bij de International Energy Agency (IEA).
Nederland voert een zwalkend beleid in zonne-energie
Vergeleken met de Vlaamse overheid wordt in Nederland een zwalkend beleid gevoerd als het gaat om zonne-energie, met wisselende subsidies en regelingen, legt Huijben uit. “In Vlaanderen was het duidelijk: je kon groene stroomcertificaten verdienen die een vast bedrag opleverden. Dat heeft ervoor gezorgd dat ze daar voorlopen vergeleken bij Nederland. Toch is die regeling in Vlaanderen een paar jaar geleden stopgezet omdat het veel geld kostte, waarna de markt stagneerde. De kritiek was ook dat niet iedereen de mogelijkheid had om van de subsidies te profiteren.”
Iets vergelijkbaars speelt ook in Nederland met de salderingsregeling (waarbij je de teruggeleverde stroom mag aftrekken van je eigen verbruik): als je zelf geen dak hebt voor zonnepanelen, dan kun je hiervan niet profiteren. “Er is wel een postcoderoosregeling ingesteld, waarbij je mocht deelnemen in een opwekfaciliteit vlakbij je eigen woning, maar dat lijkt geen succes. En het nadeel van salderen is dat je daarmee grootverbruikers niet stimuleert om zonne-energie op te wekken - voor hen is dat namelijk niet rendabel omdat ze veel minder betalen en dus ook veel minder terugkrijgen. Dat hoor je te weinig in de politieke discussie.”
Discussie