Jarenlang leek China steeds opener te worden, staat in een rapport van Clingendael, maar sinds enkele jaren is het juist omgekeerd. De censuur van de Chinese regering wordt heviger.
De Chinese aanpak leidt tot zelfcensuur bij Nederlandse onderzoekers, waarschuwt het instituut, dat internationale relaties bestudeert. Bepaalde onderwerpen stellen ze niet aan de orde, als die in China gevoelig liggen, bijvoorbeeld de mensenrechten of de herkomst van het COVID-19-virus.
Vriendelijke suggesties
Die zelfcensuur wordt aangemoedigd door “vriendelijke suggesties, adviezen of waarschuwingen” van Chinese collega’s. Maar de Chinese overheid oefent soms ook rechtstreeks druk uit, staat in het rapport, bijvoorbeeld door het weigeren van een visum of het intrekken van financiering voor een onderzoeksproject.
Clingendael wijst op de kernwaarden van de Nederlandse wetenschap, zoals academische vrijheid. “In China, waar onderwijsinstellingen niet onafhankelijk van de Chinese overheid kunnen opereren, academische vrijheden niet gelden en waar op grote schaal censuur plaatsvindt, zijn deze kernwaarden niet verankerd in onderwijs en onderzoek”, staat in het rapport.
Toch blijft het moeilijk om rechtstreekse beïnvloeding door China aan te wijzen. Zouden de Confucius Instituten er soms iets mee te maken hebben, die in Maastricht en Groningen zijn geopend? In Brussel is de directeur bijvoorbeeld beschuldigd van samenwerking met de Chinese inlichtingendienst en ook elders moesten de instituten hun deuren sluiten.
Verlengstukken
Het zijn “verlengstukken van de Chinese staat”, schrijven de onderzoekers. De overheid moet daarom oppassen voor politieke beïnvloeding via die instituten. Toch zijn er vooralsnog “geen aanwijzingen dat er politieke beïnvloeding plaatsvindt via de Confucius Instituten tijdens lessen in het hoger onderwijs in Nederland”, stellen ze vast.
De overheid zou daarnaast de invloed van de Chinese ambassade in de gaten moeten houden, die soms Chinese studenten monitort om te kijken of ze zich wel aan de Chinese lijn houden. “Sommige studenten zetten zich in voor een actieve promotie van Chinese beleidsdoelstellingen.”
Onlangs nog maakte de Tweede Kamer zich zorgen of de Nederlandse overheid wel alert genoeg is in de samenwerking van het hoger onderwijs en onderzoek met China. Het kabinet zou moeten overwegen om Chinese studenten en wetenschappers net zo te behandelen als Iraniërs en Noord-Koreanen, staat in een unaniem aangenomen motie.
Voor het rapport hebben de Clingendael-onderzoekers met allerlei betrokkenen gesproken. De overheid zou duidelijker moeten zijn over haar inzet, zeggen zij. “De ene partij roept ons op om in te zetten op samenwerking en de andere partij fluit ons terug; dat schept onduidelijkheid.”
Radicaler
Het kan ook radicaler. “Enkele onderzoekers vinden dat er moet worden nagedacht over de vraag of we in Nederland wel grootschalige institutionele samenwerking met China moeten willen”, staat in het rapport.
De kwestie is relevant, want alle Nederlandse universiteiten werken samen met Chinese kennisinstellingen op het gebied van onderwijs of onderzoek “in alle takken van de wetenschap”, volgens Clingendael. Sommige universiteiten hebben “gezamenlijke Chinees-Nederlandse laboratoria in China”.
Het CBS meldde onlangs dat er zo’n 4.500 Chinese studenten aan Nederlandse universiteiten en hogescholen studeren. Er zijn ook honderden Chinese promovendi en onderzoekers, met name aan de technische universiteiten.
Discussie