Nu China steeds machtiger wordt en het totalitaire regime zijn critici de duimschroeven aandraait, vragen allerlei critici zich af hoe het verder moet met de samenwerking op het gebied van onderwijs en onderzoek.
In sommige landen, zoals de VS en Denemarken, worden zogeheten Confucius Instituten gesloten. Dat zijn een soort kantoren voor onderwijs en onderzoek die China over de hele wereld opent, in principe vergelijkbaar met de Duitse Goethe Instituten.
Mond snoeren
Hier in Nederland waarschuwde het Clingendael Instituut onlangs voor censuur en beïnvloeding van het Nederlandse hoger onderwijs en onderzoek door China. In China zelf snoert de staat critici de mond. Ook de academische vrijheid staat onder druk.
Dus krabbelen politici zich hier ook achter de oren: hoe moet het verder? Het CDA stelde Kamervragen over het rapport van Clingendael. Als de academische vrijheid in China niet gegarandeerd is, kun je dan nog wel samenwerken?
“Over de verankering van academische vrijheid in China heb ik geen zeggenschap”, merkt minister Ingrid van Engelshoven op in haar antwoorden. “Dat de situatie in China verschilt van die in Nederland is een gegeven waar Nederlandse instellingen zich terdege rekenschap van moeten geven wanneer zij samenwerken met Chinese partners.”
Pijnpunten
Durven wetenschappers inderdaad de politieke pijnpunten niet te benoemen als ze met Chinezen werken, zodat ze in feite aan zelfcensuur doen? De minister wil daar nog niets over zeggen. “Maar er loopt een belangrijke scheidslijn tussen voorkomendheid en zelfcensuur”, nuanceert ze.
Zo houdt ze voorlopig de boot af. In het najaar weten we meer, als ze de Kamer verder informeert over de nieuwe positie van Nederland ten opzichte van China.
Discussie