Gillis Hommen. Foto | Bart van Overbeeke

Fusie in zicht

Kernfusie kan het energieprobleem in één klap oplossen. Maar voor het zover is, moeten nog wel wat serieuze obstakels worden overwonnen. Met een beetje geluk - voor hem en voor de mensheid - heeft TU/e-promovendus dr.ir. Gillis Hommen een cruciale stap gezet om energie uit kernfusie mogelijk te maken.

Een glaasje kraanwater bevat genoeg energie om op naar Zuid-Frankrijk te rijden. Maar die energie krijg je niet zomaar uit dat water losgepeuterd - en zeker niet in de motor van je Golf, Focus of Panda. Wil de mensheid kunnen profiteren van de praktisch onuitputtelijke energiebron die water vormt - als brandstof voor kernfusie -, dan moeten we erin slagen een plasma van honderd miljoen graden Celsius te creëren en beheersen. Een zon op aarde, wordt zo’n fusieplasma wel genoemd.

In het waarschijnlijkste scenario zal een toekomstig fusieplasma in bedwang worden gehouden door magneetvelden. Het plasma, een soort gas van geladen deeltjes, vormt dan een soort ring - een ‘donut’ - en wordt opgewarmd tot een temperatuur waarbij waterstofkernen fuseren. De warmte die daarbij vrijkomt, wordt simpelweg gebruikt om elektriciteit op te wekken met stoomturbines.

Het is cruciaal dat het fusieplasma de reactorwand niet raakt

Dat klinkt allemaal prachtig, maar het is wel cruciaal dat het plasma netjes binnen het donutvormige magneetveld blijft - als het hete reactiemengsel de wand raakt, blijft daar na al vrij snel niet veel van over. Je wilt dus kunnen zien of het plasma nog op zijn plek zit, om eventueel correcties te kunnen uitvoeren met de magneetvelden.

Toen Gillis Hommen, toen nog student Werktuigbouwkunde, een jaar of vijf geleden mee mocht op een uitje naar de Engelse JET-reactor (een van de handvol proefreactoren waarmee wordt onderzocht hoe kernfusie het best kan worden aangepakt), hoorde hij iemand terloops zeggen dat het misschien een goed idee was om iets met camera’s te doen in een fusiereactor.

“De positie van het plasma werd en wordt in het algemeen bepaald met magnetische sensoren, terwijl een fusieplasma aan de rand zichtbaar licht uitzendt. Het verbaasde mij dat daar blijkbaar niets mee werd gedaan. Ik heb toen aan Maarten Steinbuch gevraagd of ik daar mijn afstudeerproject van kon maken.” Steinbuch, hoogleraar Control Systems Technology, stemde in en Hommen studeerde cum laude af op een methode om camerabeelden van het fusieplasma om te rekenen naar de positie van het plasma.

Dat succes smaakte naar meer, en Hommen begon aan een promotietraject om te onderzoeken of feedback van camera’s ook daadwerkelijk gebruikt kon worden om het plasma op zijn plek te houden. Steinbuch werd zijn tweede promotor, terwijl deeltijdhoogleraar en kernfusie-expert prof.dr. Marco de Baar hem vanuit zijn formele werkgever DIFFER begeleidde.

De kennis van Tech United kwam goed van pas

Een uitdaging voor de promovendus was om de camerabeelden van het plasma real time te verwerken en om te zetten naar een regelsignaal voor de magneten. “Het gaat om duizend beelden, een gigabyte, per seconde”, vertelt hij. “Gelukkig bestaat er commerciële hardware, een soort omgekeerde versie van de videokaarten die voor veeleisende spellen worden gebruikt, die dergelijke datastromen aankan.” Opvallend genoeg waren de leden van Tech United waren Hommen daarbij behulpzaam. “De voetbalrobots hebben een camera om het spel in de gaten te houden. Bij Tech United hebben ze daarom veel ervaring met snelle beeldverwerking.”

Hommen analyseerde camerabeelden van het plasma in de experimentele MAST-reactor, en concludeerde dat zijn resultaten goed overeenkwamen met ‘conventionele’ magnetische metingen van de positie van het plasma in diezelfde reactor. Vervolgens vertrok hij naar het Zwitserse Lausanne om zijn methode ter plaatse uit te proberen in de TCV-reactor. Hij slaagde erin om uit camerabeelden een signaal te destilleren waarmee hij de ‘regel’magneten van de testreactor zodanig kon aansturen dat het plasma netjes op zijn plek bleef. Daarmee toonde hij dus aan dat zijn optische methode de concurrentie met de gebruikelijke magnetische regelsystemen aankan.

Maar optische metingen zijn in veel opzichten handiger dan magnetische, legt de promovendus uit. “Je hebt wel vijftig tot honderd magnetische sensoren nodig, terwijl je genoeg hebt aan twee camera’s. Daarnaast meten de magneetsensoren alleen de veranderingen in het plasma, en niet de absolute positie. Dat betekent dat je altijd een referentiemeting nodig hebt. Die zou je bijvoorbeeld met camera’s kunnen doen.”

En daar komt nog bij dat magneetsensoren de huidige testexperimenten wel overleven, maar de nabijheid van daadwerkelijke kernfusie wellicht niet. “De testexperimenten worden gedaan met plasma’s waarin nauwelijks fusiereacties plaatsvinden”, licht Hommen toe. “Dat is praktisch, omdat je dan eenvoudig dingen in de reactor kunt aanpassen. Maar een echte reactor is een nucleaire omgeving, met alle moeilijkheden van dien. Van de straling die daar bij hoort, gaan de magneetsensoren waarschijnlijk ook kapot. Dat zou betekenen dat de sensoren buiten het reactorvat geplaatst moeten worden, en daardoor minder nauwkeurig kunnen meten.”

De grote vraag, en waarschijnlijk bepalend voor de eventuele toepassing van Hommens meetmethode in DEMO (de demonstratiereactor die gepland is als opvolger van het in aanbouw zijnde ITER), is of de benodigde spiegels en lenzen die nodig zijn om het plasma te filmen wél bestand zijn tegen de verwoestende straling in een fusiereactor op industriële schaal. “Het zal nog wel even duren voordat we dat weten”, zegt de werktuigbouwkundige. Maar hij vindt het sowieso een mooie gedachte dat hij wellicht een essentiële bijdrage heeft geleverd aan zo’n belangrijk project. “Dat het me gelukt is om mijn idee toe te passen, is in ieder geval heel mooi. Daar ben ik wel trots op.”

Kernfusie in een tokamak

In een zogeheten tokamak zal het fusieplasma - een soort gas van twee soorten waterstofkernen (deuterium en tritium; de brandstof), heliumkernen en neutronen (de reactieproducten) - in bedwang worden gehouden door magneetvelden. Het plasma vormt dan een soort ring, een ‘donut’, waarin het wordt opgewarmd totdat deuterium- en tritiumkernen zo hard botsen dat ze samensmelten tot een heliumkern.

Hierbij komt energie en straling vrij, met name in de vorm van supersnelle neutronen, die het plasma met een vaartje van ruim vijftigduizend kilometer per seconde verlaten om tegen de reactorwand te botsen. Deze hete neutronen warmen de wand dusdanig op dat met het koelwater stoomturbines kunnen worden aangedreven. Zo wordt de massa die verloren gaat bij de fusie van waterstofkernen uiteindelijk omgezet in praktisch bruikbare elektrische energie.

Ook ITER, de eerste fusiereactor die meer energie moet gaan leveren dan het kost om het plasma op te warmen, is zo’n tokamak.

Plasma in beeld

Het plasma in een fusiereactor is nagenoeg transparant. Toch is de rand van dit plasma goed zichtbaar; hier botsen de geladen deeltjes van het plasma namelijk met de neutrale atomen (voornamelijk het waterstofisotoop deuterium) net buiten de magnetische opsluiting, die daardoor zichtbaar licht uitzenden. Promovendus Gillis Hommen is erin geslaagd om met twee strategisch geplaatste hogesnelheidscamera’s real time de vorm en positie van het fusieplasma te meten en indien nodig te corrigeren. Ook kan met zijn methode de zogeheten q-factor worden bepaald, een maatstaf voor de stabiliteit en prestatievermogen van het fusieplasma.

Science and Technology of Nuclear Fusion

Het welslagen van het kernfusieproject staat of valt met de mensen die eraan werken. Daarom is de TU/e twee jaar geleden een nieuwe masteropleiding gestart: Science and Technology of Nuclear Fusion. De opleiding is een samenwerking van de faculteiten Technische Natuurkunde, Werktuigbouwkunde en Electrical Engineering. Afgelopen week ontving student Kevin Verhaegh als eerste dit nieuwe masterdiploma. De opleiding moet met een instroom van twintig studenten per jaar de belangrijkste Europese bron van fusiespecialisten worden. De komst naar de TU/e-campus van DIFFER (Dutch Institute for Fundamental Energy Research), gepland voor volgend jaar, zal er mede voor zorgen dat de campus dé plek voor fusieonderzoek in Nederland wordt.

Deel dit artikel