De zogeheten ‘proof of concept’-beurzen zijn bedoeld voor wetenschappers die al Europese subsidie ontvangen en die ideeën hebben voor nieuwe commerciële of maatschappelijke toepassingen. De beurzen, die maximaal 150.000 euro bedragen, kunnen bijvoorbeeld worden ingezet om patenten aan te vragen of om een bedrijf op te zetten.

Nederland heeft deze ronde meer van deze beurzen binnengehaald dan enig ander land: 5 van de 34. Eén van de beurzen gaat naar TU/e-onderzoeker Maarten Merkx (Biomedische Technologie), die een nieuwe manier heeft bedacht om antilichamen in het bloed zichtbaar te maken. Via deze antilichamen kunnen infectieziekten, auto-immuunziekten en allergieën worden aangetoond, maar de technologie die hiervoor wordt gebruikt is tijdrovend en duur. Merkx heeft een eiwit gevonden waarmee snel en goedkoop de aanwezigheid kan worden vastgesteld van antilichamen die een rol spelen bij HIV, bepaalde vormen van griep en dengue (knokkelkoorts). Vooral die laatste toepassing lijkt interessant.

Na Nederland volgen Duitsland en Groot-Brittannië met vier beurzen. In september werd het eerste deel van de beurzen toegekend, toen scoorde Nederland met 6 van de 33 beurzen ook al het best.

De competitie is flink: in totaal dienden 293 wetenschappers een voorstel in, meer dan twee keer zoveel als in 2012.