- De universiteit , Mensen
- 01/06/2021
Aanpak machtsmisbruik, intimidatie en racisme niet adequaat genoeg
Slachtoffers vragen om verandering van het systeem aan de TU/e
In het tweede deel over ongewenst gedrag aan de TU/e laat Cursor vier slachtoffers aan het woord. Veelal anoniem, omdat de meesten niet onder eigen naam durven te spreken over wat hen is overkomen. Dit, vanwege mogelijke gevolgen voor hun carrière en/of privéleven. De redactie van Cursor is hier met de grootst mogelijke zorgvuldigheid mee omgegaan. Daarom worden er geen precieze data of onderzoeksprojecten vermeld, om zo te voorkomen dat de identiteit van de geïnterviewden op die manier te herleiden is. De namen zijn bekend bij redactie en de incidenten deden zich voor in de periode tussen 2011 en 2020. De reactie van het CvB op deze casussen is verwoord in een apart statement, onder dit artikel.
Als je huidskleur tegen je wordt gebruikt
Grace Prince (echte naam bekend bij de redactie) heeft zelf heel wat ongewenst gedrag moeten ervaren. Toen ze naar de TU/e kwam, was het al snel duidelijk dat het in haar onderzoeksgroep alleen ging om het delen van succesvolle resultaten. “Als het niet goed ging, was je dom en was het jouw schuld. Als je het goed deed, was dat het succes van de hoogleraar. Als hij niet tevreden was met de resultaten, zou mijn hoogleraar, Noah Winters (echte naam bekend bij de redactie), in het openbaar zeggen: `Weet je eigenlijk wel waar je mee bezig bent? Je bent zo dom.' Maar aan het einde van de vergadering gaf hij me dan een schouderklopje en zei dat ik goed bezig was. Dat bracht me in de war en het gebeurde een paar keer. Deze hoogleraar creëerde een vreemde dynamiek in de groep, en hij was niet de enige die zich schuldig maakte aan ongewenst gedrag."
Blackie
“Er was een groepslid dat publiekelijk probeerde mijn leven tot een hel te maken met zijn voortdurende grappen over dat ik zwart was. Hij zou bijvoorbeeld zeggen dat hij me niet kon zien, omdat de lichten niet aan waren. Iedereen vond het grappig. Ik moet toegeven dat ik in het begin gewoon met mijn ogen rolde of ongemakkelijk lachte en er gewoon niets van zei. Ik wilde geen problemen veroorzaken of ‘gevoelig’ lijken omdat ik in een totaal andere cultuur zat."
Maar op een dag had ze er genoeg van en zei ze in het openbaar precies wat ze van het groepslid en zijn grappen vond. “Mij werd bijvoorbeeld ook publiekelijk gevraagd: ‘Hoe ben je gepromoveerd? Ik wist niet dat er scholen in het getto waren’. Dit vond allemaal plaats in de openbaarheid en iedereen lachte, waardoor ik begreep dat racisme gewoon deel uitmaakte van de universitaire en maatschappelijke culturen en dat niemand daar iets mis mee vond. Tijdens een bepaalde periode noemde deze groepsgenoot me ook ‘Blackie’. Ik reageerde daar nooit op. Zelfs op een conferentie deed hij dat: ‘Hey, Blackie, we gaan lunchen’.''
Er waren volgens Prince anderen bij aanwezig, maar die zeiden geen woord. De onderliggende dynamiek die in de groep was gecreëerd door de hoogleraar die Prince in de rol van “het sukkeltje van de groep” had geplaatst, maakte het er niet beter op. Prince: “De groepsgenoot vroeg zelfs wat de kleur van mijn geslachtsdeel was. 'Ik vroeg me altijd al af hoe een zwart kutje eruitziet'."
“Op een dag zei hij weer Blackie tegen me. Ik zei tegen hem: ‘Je mag me alleen maar dr. Prince noemen, zelfs niet meer bij mijn voornaam’. In diezelfde periode stoorde Winters me veel tijdens mijn werk en riep me naar zijn kantoor voor de domste dingen. Ik was daar continu voor allerlei ‘noodsituaties’ die normale mensen niet als een noodgeval zouden zien. Na een tijdje zei ik tegen hem: ‘De volgende keer dat je weer een ‘noodgeval’ hebt, kun je wachten. Stuur me maar gewoon een e-mail’."
Lees meer van het verhaal van Grace Prince
Aan het liegen
“Een andere onderzoeker vertelde me in mijn eerste week dat hij mij als onderzoeker nooit zou respecteren. Als gevolg daarvan was hij erg kinderachtig tegen mij. Hij wilde me bijvoorbeeld niet zijn resultaten geven die ik nodig had voor mijn werk. Daar loog hij vervolgens over tegen de hoogleraar, die me zou vertellen dat ik mijn zaakjes niet voor elkaar had. Ik dacht dat ik gek aan het worden was en besefte dat ik gewoon mijn gesprekken met hen moest gaan opnemen. Een keer in een vergadering confronteerde ik ze en zei: ‘Weet je het zeker?’ Ik pakte vervolgens mijn telefoon om het gesprek opnieuw af te spelen. Daarna dropen ze af. Ik weet dat zoiets niet ethisch is, maar ik had geen keus. Ik besloot toen dat ik nooit meer met hem ging vergaderen zonder de professor erbij."
De onderzoeker werd erg boos toen ze hem opnieuw vertelde dat hij haar de resultaten moest geven. "Hij zei me: ‘Voel je nou niet verheven, het is niet zo lang geleden dat mijn mensen jouw mensen kochten en verkochten’. Zoiets als ‘jij bent niet mijn baas’."
Zwarte Piet
Rond Sinterklaastijd werd de situatie echt ondraaglijk, aldus Prince. De groep vierde Sinterklaas en hadden nu een echte ‘Zwarte Piet’. “Grace is hier, dus we hoeven ons dit jaar niet te schminken, zeiden ze. Mijn hoogleraar vroeg me om Zwarte Piet te spelen. Mijn reactie was niet mild: ik zei hem dat hij moest oprotten. De viering vond plaats maar ik deed niet mee. Ik snap dat er cultuurverschillen zijn, maar het is ongelooflijk dat een land dit in de 21ste eeuw nog doet. Ik moet toegeven dat de hoogleraar een jaar later persoonlijk naar me toe kwam om zich te verontschuldigen en zei: 'Sorry als ik je beledigd had door je te vragen Zwarte Piet te zijn’.”
Vertrouwenspersoon
Ongeacht de verontschuldiging ging het treiteren en de intimidatie door en werd de situatie voor Prince steeds moeilijker. “Ik ging naar een vertrouwenspersoon van de TU/e, na overleg met een lokale supportgroep. Daar hoorde ik minstens drie dezelfde verhalen, afkomstig van andere faculteiten op de campus." De redactie heeft contact gehad met degene uit de supportgroep, die bevestigd heeft dat Prince inderdaad met haar gesproken heeft over de voorvallen omtrent racisme en machtsmisbruik. Deze persoon uit de supportgroep heeft ook op de TU/e gewerkt en is vertrokken vanwege eigen negatieve ervaringen op dit vlak en het gebrek aan oplossingen.
Prince: "Het was moeilijk om met de vertrouwenspersoon te praten, omdat pesten en intimidatie niet altijd tastbaar of concreet zijn - het is een sfeer. Ze was aardig en luisterde. ‘Hoe kan ik een formele klacht indienen en dit stoppen?’, vroeg ik. Ze vertelde me dat ik dat via mijn manager moest doen. Daar stopte het voor mij, want de manager was deel van het probleem... Ik had gewoon niet het gevoel dat ik het succesvol kon voortzetten. Ik wist gewoon niet meer wie ik nog kon vertrouwen."
Aan de hele faculteit was er maar één ander zwart meisje. Zij en Prince leken in niets op elkaar. “Ik herinner me dat iemand van de afdeling me eens benaderde en me feliciteerde met mijn recente publicatie in Nature. Ik zei dat ik er niet zo een had. Toen zei hij: ‘Oh, jij bent het niet? Dan moet het die andere zijn’. Op de campus ben ik herhaaldelijk gevraagd of ik werk op de universiteit. Als ik antwoord met 'ja', is de volgende vraag 'oh, in de keuken? Of maak je schoon?' Ik heb herhaaldelijk van personeel en studenten gehoord dat zwarte mensen inherent of genetisch lui en gewelddadig zijn, en dat ze minder intelligent zijn, wat voor mij impliceert dat mijn positie gewoon is ingevuld met mij om het ‘diversiteitsvakje’ te kunnen afvinken. Of dat ik net die 'Good Negro' ben: een zwart persoon die het gelukt is om te ontsnappen aan haar 'primitieve cultuur' en 'succesvol is geintegreerd' en zich heeft aangepast aan het superieure westen. Aanvankelijk was ik geschokt over hoe wijdverspreid en geaccepteerd dergelijke overtuigingen en opmerkingen hier in de cultuur zijn - hoe institutioneel en genormaliseerd het racisme hier is - maar nu is dat normaal voor me."
Diversiteitscommissie
"Er bestaat nu een diversiteitscommissie en daar kun je ook over deze dingen klagen. Ik werd uitgenodigd om met hen over mijn ervaringen te praten, maar toen kwam ik erachter dat ook de rector in die commissie zit. Dus als er iets ergs gebeurt, kan het gewoon een grote PR-oefening worden. Hierdoor had ik geen vertrouwen in de commissie. Een rector kan in zo’n commissie geen functie bekleden. De commissie kan aan hem rapporteren, maar dat vind ik de grens."
Wat betreft de diversiteitscommissie, denkt hoogleraar Evangelia Demerouti, Diversity Officer van de TU/e en lid van die commissie, niet dat door de aanwezigheid van de rector in de commissie de leden zich daardoor beperkt voelen in hun uitingsvrijheid. “Ik zie tussen de vergaderingen met en zonder hem geen verschil daarin. Dat de rector er is helpt de implementatie van ideeën en hij hoort over diversiteitsproblemen direct vanuit de bron. Wij zijn op dit moment bezig met het opstellen van een plan om de governance van diversiteit en inclusiviteit te optimaliseren zodat de implementatie van maatregelingen effectiever wordt.” Vanuit het CvB volgt nog de toevoeging dat de diversiteitscommissie ook niet de functie van klachtencommissie heeft.
Prince herinnert zich duidelijk het debat tijdens de diversiteitsweek, met Jerry Afriye. “Dat debat was helemaal niet op de TU/e gericht. Het ging over de ervaringen van Afriye en over bredere maatschappelijke kwesties die samenhangen met ras. Er zijn zoveel Aziatische en een paar zwarte mensen die hier studeren en werken, waarom hebben ze hen geen gelegenheid gegeven om zich uit te spreken over ervaringen met racisme aan de TU/e? Toen de organisatoren van de sessie werd gevraagd naar hun ervaringen met racismemeldingen aan de TU/e, gaven ze aan dat ze die zelden tot nooit hebben ontvangen. Ik deed toen mijn microfoon aan en zei daar wat van. Rector Frank Baaijens onderbrak me snel en vroeg ‘maar wat doen we eraan?’. Toen begreep ik: het is een dikke PR-stunt. Dit alles was gechoreografeerd, zodat er niet echt ruimte was voor TU/e’ers om zich uit te spreken. Een hoogleraar stelde een goede vraag: ‘Wat is het statement van de TU/e over Zwarte Piet en racisme?’. Zoals Cursor destijds al meldde, was dat er niet."
Het CvB kan zich niet vinden in de typering van dat debat als zijnde een gechoreografeerde PR-stunt. Volgens het College was dit debat er juist op gericht om discriminatie binnen de TU/e te bespreken, en heeft bij die gelegenheid rector Frank Baaijens gezegd - iets waar Cursor ook melding van maakt - dat discriminatie binnen de TU/e zeker ook voorkomt en dat daar wat aan gedaan moet worden.
Een etentje met zijn vrouw
Terug naar de situatie in de vakgroep. Er zou binnen de groep een vaste aanstelling beschikbaar komen, en twee postdocs hadden daar een heel goed profiel voor. Een man en een vrouw, van wie laatstgenoemde later de minnares van Winters bleek. De mannelijke postdoc was het meest veelbelovend, en ik hielp zelfs met het maken van een onderschrijving, maar plotseling stopte dat proces en vertrok die postdoc. Het was een rare situatie. Ik kreeg toen te horen dat de vrouwelijke postdoc voor die tenure track zou worden voorgedragen en ik moest helpen met de onderschrijvingen voor haar. Ik, Noah en de vrouwelijke postdoc werkten samen aan een subsidievoorstel, dat succesvol was. Noah zei dat hij ons met een diner bij hem thuis wilde bedanken. Ikzelf en de vrouwelijke postdoc gingen naar zijn huis, waar we met hem en zijn vrouw samen aten. Twee weken later werd ik naar zijn kantoor geroepen, waar hij vertelde dat hij een relatie had met de vrouwelijke postdoc en dat zijn vrouw daar achter was gekomen. Ik vroeg hem: ‘Waarom heb je me naar je huis laten komen?’. Hij zei dat zijn vrouw een affaire vermoedde, maar niet zeker wist of het met mij of de postdoc was, 'dus ik heb jullie allebei meegenomen om aan mijn vrouw te laten zien dat alles normaal was en haar achterdocht weg te nemen', zei Winters.”
Deze affaire werd gemeld aan de afdeling, vertelt Prince, “en die zeiden: ‘Een relatie is prima, maar niet binnen dezelfde groep’. Winters had daar lak aan en zei: ‘Zij is mijn postdoc en de dingen zullen blijven zoals ze zijn’. Op de een of andere manier stemde de afdeling daar mee in. De relatie zelf was geen probleem - het is een privéaangelegenheid, maar Winters had een situatie gecreëerd die het professioneel functioneren van de groep volledig ontwrichtte. De postdoc was nu aangesteld als een 'senior supervisor' voor de hele groep. Mensen werden afgeblaft, personeel en studenten bedreigd: ‘Als je niet doet wat Noah en ik zeggen, gaan we het jou heel moeilijk maken, zorgen we ervoor dat je nooit je diploma haalt of iets publiceert, of dat je nog ergens anders in dit veld kunt werken'. Het werd onduidelijk wie de leiding had: de hoogleraar of de postdoc." Noah Winters en de postdoc eisten ook dat de groepsleden onderschrijvingen voor haar zouden maken. Bedreigingen en manipulatie gaven volgens Prince mensen het gevoel dat er tegenin gaan geen optie was.
Bedreigingen
Winters bedreigde regelmatig de mensen die voor hem werkten, vertelt Prince. Er kwam een vakantieperiode en Prince vertelde Winters dat ze op vakantie ging. Hij zei dat dat oké was. “Ik had het echt nodig. Op weg naar het vliegveld belde hij me en zei me dat het werk nog niet klaar was. Hij dreigde dat als ik niet meteen terug zou komen om het in orde te maken, ik niet meer in mijn vakgebied zou kunnen werken. Ik herinner me ook dat hij me vertelde dat als ik mijn contract zou opzeggen vòòr de einddatum, hij mijn toekomst ‘buitengewoon moeilijk zou maken’. Het is een kleine wereld. Ik begon te lachen toen ik besefte dat ik snel tegen zijn verwachtingen in zou gaan.”
"Op de laatste dag dat ik voor hem werkte, ging ik direct naar HR. Ik zei dat ik geen dag langer daar ging werken omdat de professor zo'n puinhoop had gemaakt van de groep middels leugens, bedreigingen en manipulatie. Dit niveau van onprofessionaliteit is echt krankzinnig. Het bestuur probeerde de postdoc te ontslaan. Ja, ze heeft zich verschrikkelijk gedragen, maar uiteindelijk was zij niet het probleem. De hoogleraar was het echte probleem. Maar het bleek niet concreet genoeg om hem te kunnen ontslaan?! Pesten, dreigen met ‘je zult niet promoveren, je zult geen baan meer krijgen’, een sfeer van treiteren en intimidatie bevorderen. Niets was genoeg om hem te ontslaan. Dat wist hij en hij voelde dat hij de controle had."
Prince ging ook persoonlijk het gesprek aan met het faculteitsbestuur en moedigde anderen in de groep aan hetzelfde te doen. Het bestuur vertelde haar dat ze niets konden doen, en dat, omdat hij zich gedraagt als iemand die geestelijk ziek is, zij als zijn werkgever de verantwoordelijkheid hebben om ook voor zijn geestelijke gezondheid zorg te dragen. “Ik vroeg hen of het de moeite waard was om de geestelijke gezondheid van de rest van de groep dan alleen voor hem op te offeren? Ze zeiden van wel. Ik zei dat het me duidelijk was en ging weg. Dit probleem is niet alleen geëscaleerd naar het faculteitsbestuur, maar ook naar het College van Bestuur. Het gebrek aan respons en actie maakte mij duidelijk dat hun houding was: ‘Alles zo stil mogelijk houden, zodat het overwaait’. Dat zowel het faculteitsbestuur als het CvB niets deden om de getroffen mensen te beschermen, is het belangrijkste. Ik geloof dat de mensen die de schadelijke dingen doen niet het enige probleem zijn: de universiteit heeft geen goed systeem om deze problemen aan te pakken. Dat is het echte probleem. En als er een systeem is, weet niemand hoe dat werkt en waar hij heen moet als er iets misgaat.”
Het CvB ontkent stellig dat er er niets gedaan zou zijn om getroffen mensen uit de betreffende groep te beschermen. Er is volgens het College ontzettend veel werk gestoken in het onderbrengen van promovendi en postdocs bij andere groepen, "zodat die hun onderzoek konden afmaken, en met iedereen uit de groep is ook gesproken".
Extreem boos
Noah Winters is volgens Prince nu in dienst bij een andere universiteit, "zonder andere leden van zijn onderzoeksgroep, die wilden niet mee - en ik hoorde dat daar het bestuur extreem boos werd toen ze ontdekte dat ze iemand met zo'n achtergrond in dienst hadden genomen en dat de TU/e hen niet had geïnformeerd. De TU/e hield het natuurlijk stil om reputatieschade te voorkomen.” Het CvB zegt dat de universiteit waar Winters naartoe is gegaan, wel degelijk is geïnformeerd door het Eindhovense faculteitsbestuur, en dat dit is gedaan op verzoek van het CvB.
Prince: “Het belangrijkste punt hierbij is dat er geen transparantie is en er niemand is om bij te klagen, behalve bij de persoon die zelf het probleem is. Dat is natuurlijk niet simpel voor een student als diezelfde hoogleraar zijn of haar toekomst in handen lijkt te hebben. De hoeveelheid macht die de hoogleraar heeft, is naar mijn mening gevaarlijk. Ik ben dankbaar dat ik niet mijn PhD hier moest halen onder deze omstandigheden. Promovendi zijn nog afhankelijker van hun hoogleraar. Toen dit allemaal aan de hand was, maakten veel van hen zich zorgen over hun baan. Ze dachten dat hij ze gewoon kon ontslaan. Ze hadden geen idee dat hun contract eigenlijk met de universiteit is, en niet met deze man. Ze waren bang om te klagen, en dat komt door het systeem op deze universiteit. Ze kennen hun rechten niet en de professor gedraagt zich als een God. Er moet een helder proces komen om mensen aan te kunnen spreken en af te kunnen rekenen op hun verantwoordelijkheden." Het CvB plaatst hierbij de kanttekening dat er aan de TU/e vertrouwenspersonen zijn en dat er een klachtencommissie bestaat.
De Cursor-redactie heeft geprobeerd meerdere (in)direct betrokkenen te spreken over de ervaringen van Grace, maar niemand durft zich uit te spreken, zelfs niet anoniem, omdat men vreest voor de gevolgen. Ook al is men inmiddels niet meer werkzaam aan de TU/e. Off the record is wel veel gemeld dat haar verhaal ondersteunt.
Alles voor het geld
Pascal Grand (echte naam bekend bij de redactie) was masterstudent aan de TU/e en deed veelbelovend onderzoek. Vanwege de herleidbaarheid van het verhaal kan de redactie geen inhoudelijke details geven over zijn onderzoek.
Grand had zich in zijn masterscriptie vastgebeten in een belangrijk topic in zijn vakgebied dat interessante mogelijkheden zou kunnen bieden voor de industrie. Wat hij hoopte te vinden, was nog niet eerder gevonden. Grand: “Ondanks de op het oog goede resultaten die mijn onderzoek had opgeleverd, was diepgaander onderzoek nodig om deze resultaten te bevestigen. Maar helaas ontbrak hiervoor binnen mijn onderzoeksgroep de benodigde specifieke expertise.” Twijfels over de geldigheid van zijn conclusies werden bevestigd toen Grand met externe experts over het onderwerp sprak. Die voorzichtigheid nam hij ook mee in zijn eindscriptie, maar naar buiten toe echter “werden de resultaten door mijn hoogleraar verkocht als de jackpot”, aldus Grand. Bij een daaropvolgende beursaanvraag werd Grand verder niet meer betrokken, dat deed zijn hoogleraar, die voor die aanvraag ook materiaal uit zijn scriptie gebruikte.
Lees meer van het verhaal van Pascal Grand
“Bij de presentatie van de resultaten van mijn scriptie was mijn hoogleraar in het openbaar ook erg positief. Toen dacht ik: “Ho, deze conclusies zou ik zo niet durven trekken’. Maar ik kwam net kijken, zo’n hoogleraar heeft toch een aanzienspositie. Steeds meer experts zeiden: ‘Waarschijnlijk is het niet waar je op hoopt’. Toch ging die hoogleraar er verder mee. De beurs werd toegekend. Zowel de projectleiding als de investerende bedrijven zijn niet kritisch genoeg geweest. Wat me verbaasde was dat het werd gepresenteerd als een technologie die al grotendeels werkte en in de opstartfase zat voor opschaling. Ik weet dat het project met veel bombarie is opgestart: iedereen dacht: ‘Dit gaan we even doen’. Een andere promovendus heeft de opdracht gekregen en later ook aangetoond dat het inderdaad niet zo goed en makkelijk werkt als was gehoopt. Dit is denk ik ook hetgeen de bedrijven en de projectleiding zo over vielen: hun ‘veilige’ investering werd ineens een stuk onzekerder.”
“Het had vanaf het begin best een mooi en integer project kunnen zijn. Het was niet gedoemd volledig te mislukken. Maar een te rooskleurige presentatie van die eerste resultaten heeft het vervolgonderzoek een onrealistisch pad opgestuurd. En natuurlijk: als je zegt dat het waarschijnlijk niet werkt, krijg je sowieso geen geld. Dus je moet stip aan de horizon zetten. Maar hoe groot je die maakt, is aan de verkoper van het idee. En daar zit het gevaar om vanuit de wetenschap luchtkastelen te bouwen om dat onderzoeksgeld toch maar te krijgen.”
Afhankelijkheid van je professor
Mechteld Hogenbrink (gefingeerd, echte naam bekend bij de redactie) heeft lange tijd aan de TU/e gewerkt als promovenda. “Ik kan niet openlijk over de ervaringen spreken of de namen noemen van de betrokkenen. Helaas ben ik, net als vele anderen afhankelijk van mijn hoogleraar voor eventuele referenties voor mijn verder wetenschappelijke carrière.”
“Ik had echt een verziekte relatie met mijn hoogleraar en promotor en ik was niet de enige. Ze was mijn dagelijkse begeleider, maar dat kwam in de praktijk neer op slechts een half uurtje per twee weken, als ik geluk had. In het tweede jaar werd de begeleiding zo slecht, dat ik met een vertrouwenspersoon ben gaan praten. Ik vroeg om tips hoe dit aan te pakken. Die persoon zei dat ze niks kon doen en dat ik het zelf moest gaan bespreken. Dat heb ik gedaan, maar mijn begeleider stond hier niet bepaald voor open: er kwam geen oplossing. Ik heb me kapot gewerkt en ben mijn thesis gaan schrijven.”
Lees meer van het verhaal van Mechteld Hogenbrink
“Toen ik de deadline had gehaald, was ze toch niet tevreden en moest ik terug naar de tekentafel. Dat wilde ik niet meer. Ik wilde er gewoon mee stoppen, de relatie was al zover kapot en ik zag geen oplossing meer. Toen ben ik naar een andere hoogleraar gegaan voor advies. Die vertelde me dat dit echt niet okay was en ik naar de decaan moest gaan. Dat heb ik gedaan, evenals naar HR. Dat werd opnieuw moeilijk. De decaan is niet de leidinggevende van een hoogleraar en hetgeen gebeurd is, is niet strafbaar volgens de wet. Het is anders dan bij grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer. HR kon wel een advies uitbrengen gericht op gedragsverandering van mijn hoogleraar, maar dat bleek niet bindend te zijn, dus ook daar had ik niets aan. Het is heel moeilijk als je steeds vastloopt in het systeem en niemand je echt helpt. Een ervaring zoals de mijne, en ik weet dat ik niet alleen sta, komt pas terecht bij mensen met genoeg macht als het al te ver is geëscaleerd. Je krijgt eerst argumenten te horen als: ‘je bent er maar eentje’, ‘we kunnen niet zomaar actie ondernemen’, ‘we moeten denken aan de lange termijn’, et cetera.”
“Ik hoop dat mijn verhaal mensen meer bewust maakt dat dit gebeurt en dat als je dit zelf ook meemaakt, je weet dat je niet de enige bent. De universiteit moet hierover met promovendi in gesprek gaan en er dossiers over aanleggen. Dan hoeft het in de toekomst niet meer zo ver te komen.”
Hanky Panky Shanghai
Minha Lee is universitair docent bij de faculteit Industrial Design (ID), waar ze Value Sensitive Design doceert. Zowel bij ID als bij Industrial Engineering & Innovation Sciences, de faculteit waar ze haar promotie heeft gedaan, heeft Lee impliciet en expliciet racisme en vooroordelen waargenomen. Lee: “In de studentevaluaties bijvoorbeeld. Engels is voor de meeste mensen hier niet hun eerste taal. Er lijken vooroordelen te bestaan ten aanzien van docenten die naar de mening van de studenten niet zo goed Engels spreken. Het komt naar voren in hun evaluatieformulieren, waarin ze ook de kwaliteit van het Engels van docenten specifiek moesten beoordelen (2017/2018, red.)."
Lee zelf kreeg altijd goede beoordelingen voor haar Engels, maar ze zag het bij andere docenten misgaan. “Het formulier is anoniem en je kunt opschrijven wat je wilt. Ik werk bij ID en we hebben daar veel Aziatische docenten. Dat is leuk, maar vanwege hun uitspraak of accent - waarnaar studenten verwijzen - worden ze niet zo goed begrepen, of ze worden ronduit minder gerespecteerd, bijvoorbeeld doordat studenten tijdens de les met de ogen rollen. Het is subtiel en daardoor moeilijk aan te pakken. Als aanpassing voor die evaluaties stelde ik voor: ‘Laten we gewoon de communicatieve vaardigheden evalueren, in plaats van het Engels’. Dat is voor alle betrokkenen beter. De communicatieve vaardigheden van een docent zijn breder en gaan niet alleen over taal, maar bijvoorbeeld ook het oppikken van non-verbale signalen en het kunnen uitleggen op verschillende manieren, afhankelijk van wat een student nodig heeft."
Lees meer van het verhaal van Minha Lee
De slechte waardering van het Engels in een evaluatieformulier heeft ook gevolgen voor een docent, legt Lee uit. “Als je in het algemeen geen goede scores haalt, inclusief het oordeel van studenten over je Engels, kun je je BKO (Basis Kwalificatie Onderwijs, red.) niet halen.” Lee besprak de slechte beoordelingen voor het Engels met haar studenten om het gesprek hierover op gang te brengen. Ludo Kluver was een van hen. Deze masterstudent Innovation Management volgde een keuzevak waar Lee als gastdocent bij betrokken was. Kluver denkt dat de beoordelingen soms niet positief worden ingevuld omdat de prikkel om dat te doen, ontbreekt. “Als bachelorstudent is het verplicht ze in te vullen, als masterstudent hoeft dat niet meer”, vertelt Kluver. “Daarmee is er nog weinig motivatie om ze nog in te vullen. Dat doe je, denk ik, vooral als je iets wilt toevoegen aan het vak, of als je wilt klagen.”
Die conclusie komt overeen met wat Lee zag gebeuren. De problemen met het Engels van sommige hoogleraren herkent Kluver gedeeltelijk. “Ik studeer al lang dus heb de transitie naar het Engels als voertaal nog meegemaakt. Dat kon ik wel waarderen, omdat de lesstof destijds nog in het Nederlands was en de tentamens al in het Engels. Dat maakte het studeren veel lastiger. Op mijn faculteit (Industrial Engineering & Innovation Sciences, red.) hebben we wel best wat Duitse hoogleraren rondlopen en ook die hebben een ander accent dan wij Nederlanders als ze Engels spreken. En dan zijn er nog allerlei gastdocenten die weer anders Engels spreken. Het is ook gewoon een kwestie van wennen. Maar ik kan me voorstellen dat dit voor sommige studenten als een katalysator kan gaan werken: als je het Engels niet goed kunt volgen, kun je het vak moeilijker volgen. En als je het vak moeilijk kunt volgen, vind je het vak niet leuk, en wordt diegene die dat vak geeft daarop afgerekend. Het is te verbeteren als studenten hier al vroeg aan leren wennen, door die vele verschillende accenten te horen. Dan leer je ‘erdoorheen te luisteren’.”
Kluver denkt persoonlijk niet dat het altijd racisme is dat een rol speelt bij zulke negatieve beoordelingen. “Ik denk eerder aan onwennigheid: onbekend maakt onbemind. Dat zie je ook in werkgroepjes. Daar willen Nederlandse studenten gewoon graag Nederlands praten en zich liever niet aanpassen. Dat heb ik ook tegen Minha gezegd: het is belangrijk om studenten vroeg bloot te stellen en culturen te mixen.” Daar is Lee het mee eens. “Vooral als studenten zijn opgegroeid in omgevingen waar niet veel diversiteit was." Ze is wel blij dat de stelling over het Engels nu veranderd is in: ‘De docent legt de lesstof helder en duidelijk uit’.
COVID
Met de komst van COVID heeft Lee haat jegens Aziaten zien toenemen. “Mensen van Aziatische afkomst kunnen willekeurig worden uitgescholden, zoals mij overkwam in de Eindhovense binnenstad toen iemand ‘corona’ naar me schreeuwde. Anti-Aziatische vooroordelen worden door de diversiteitscommissie van de TU/e niet aangepakt. En waarom is een commissie voor diversiteit zelf niet diverser? Binnen die commissie is er een gebrek aan vertegenwoordiging van wetenschappers uit minderheidsgroepen, en die zijn er wel aan de TU/e. Zelfs toen de Black Lives Matter-beweging zich in 2020 nadrukkelijk roerde naar aanleiding van de dood van George Floyd, volgde er geen verklaring van de universiteit of van de diversiteitscommissie. Net doen alsof we geen kleur zien, is buitengewoon pijnlijk en blokkeert vooruitgang. Zelfs een blinde kan aan de manier waarop anderen met een persoon praten ‘zien’ tot welk ras iemand behoort."
Wat Lee ook opviel, was het racismedebat van 6 oktober 2020. “Het was een waar PR-evenement: de uitgenodigde Jerry Afriye kreeg amper kans te praten. Voorafgaand aan het debat had ik samen met enkele TU/e collega's al een mail naar het College van Bestuur gestuurd (die heeft de redactie kunnen inzien, red.) over racisme aan de TU/e, maar die bleef drie maanden onbeantwoord. Ik voel me teleurgesteld dat er geen actie wordt ondernomen en dit alles op een laag pitje lijkt te staan. Als iemand ervaringen van racisme wil melden, wordt die doorverwezen naar een vertrouwenspersoon of studentenpsycholoog. Daarmee wordt het een individueel probleem in plaats van een maatschappelijk probleem.”
Hanky Panky Shanghai
De vooringenomenheid tegen minderheden begint hier al vroeg, meent Lee. "Ik hoorde recentelijk over het Nederlandse verjaardagslied ‘Hanky Panky Shanghai’. Verschrikkelijk. Kan iemand daar een uitleg over geven? Jaren later worden die kinderen studenten en gaan ze naar de universiteit waar ze college krijgen van Aziatische docenten. Ze moeten opnieuw worden geschoold over dit onderwerp. Ze hebben racisme gesteund zonder het te beseffen. Wij (minderheden, red.) krijgen vaak te horen dat we niet tegen een grapje kunnen. Het is geen grap, het is racisme. Ik ben hier niet opgegroeid, dus ik weet dat het niet normaal is en ik zeg er wat van. Maar wat als je een Nederlandse student van kleur bent of een Aziatische achtergrond hebt en je dit al je hele leven hebt meegemaakt? Er is een gebrek aan bewustzijn en een gebrek aan mensen die zich hierover uitspreken. Door geen statement te maken tegen racisme, beschermt de universiteit de mensen die racistisch zijn. Wie zijn dat? Mensen in machtsposities. Dit betekent dat sommige professoren of machthebbers zeer kwetsende dingen kunnen zeggen tegen studenten of collega's. Als een instelling racisme niet aanpakt, is het voor mensen die zichzelf beschouwen als minderheden onmogelijk om een stem te hebben."
Verklaring van het College van Bestuur
Sociale veiligheid is cruciaal om in een universiteit te kunnen werken en studeren. Als College van Bestuur tolereren we geen grensoverschrijdend gedrag, discriminatie, racisme, machtsmisbruik of welke andere vorm van onveiligheid. We verwachten dat iedereen op de universiteit er zo over denkt, en dat iedereen ernaar handelt. We willen een instelling zijn waarin iedereen zich kan ontwikkelen, het beste uit zichzelf kan halen en daar de ruimte voor ervaart.
Tot onze spijt zien we dat die veiligheid niet altijd een gegeven is en dat we hier gezamenlijk voortdurend aan moeten werken. De verhalen die Cursor publiceert gaan over grensoverschrijdend gedrag, gedrag dat we afkeuren. Vooral het persoonlijk ervaren racisme en intimidatie heeft ons diep geschokt. We stellen daarom een onafhankelijk onderzoek in, om feiten helder te krijgen, handelen te beoordelen en verbeteringen te realiseren.
Als onderdeel van een integrale aanpak verbetering sociale veiligheid, zijn extra vertrouwenspersonen geworven en is besloten om een onafhankelijke ombudspersoon te benoemen.
We bieden onze excuses aan voor die situaties waar het niet goed is gegaan, in de geportretteerde casussen, maar ook in gevallen waar we er geen weet van hebben. Gevallen waar collega’s of studenten onheus zijn bejegend, gediscrimineerd zijn of het gevoel hebben niet te zijn gehoord. In situaties waar we wel weet hebben van grensoverschrijdend gedrag, handelen we.
Naast het beter inrichten van formele structuren is het essentieel dat we elkaar aanspreken, en er op wijzen als het niet goed gaat. Want we vinden het belangrijk dat iedereen aan de bel kan en durft te trekken en adequaat geholpen wordt.
Laten we er gezamenlijk voor zorgen dat onze universiteit een veilige universiteit is en blijft. Dit kunnen we alleen samen doen.
College van Bestuur
Robert-Jan Smits
Frank Baaijens
Nicole Ummelen
Voor de volledigheid bij deze een verwijzing naar de mogelijkheden voor contact met vertrouwenspersonen en -gremia binnen onze universiteit. Daarnaast is er ook meer informatie te vinden op intranet.
Discussie