Over spraakverwarring en cultuurverschillen
Belgen in Eindhoven
Nederlandstalige Belgen en Nederlanders spreken op papier dezelfde taal, maar de praktijk blijkt weerbarstig. De verbale misverstanden waar Antwerpenaar Anthony Liekens tegen aanliep tijdens zijn promotietraject in Eindhoven, inspireerden hem om een online woordenboek voor het Belgisch Nederlands te beginnen. Cursor vroeg drie Belgen aan de TU/e – hoogleraren Ingrid Heynderickx en Bert Blocken en student Iris Van Ysacker – of zij Liekens’ observaties over taal en cultuur herkennen.
Mad scientist, noemt biomedisch technoloog Anthony Liekens zich op zijn website. Sinds een jaar of vijf bedrijft – en promoot – hij de wetenschap buiten de muren van de academische wereld. Zo is hij een van de oprichters van de burgerbeweging die in België opstond toen de pandemie begon, en die bijvoorbeeld naaipatronen voor mondkapjes (in België: mondmaskers) liet peer reviewen.
Liekens’ wetenschappelijke roots liggen deels over de noordgrens. Zo’n twintig jaar geleden passeert hij deze om in Eindhoven te promoveren bij Emile Aarts (wiskunde en informatica) en Peter Hilbers (biomedische technologie). Bij de allereerste presentatie van zijn onderzoeksopzet, loopt hij meteen tegen vraagtekens aan bij zijn promotoren. Want wat bedoelt Liekens als hij schrijft dat hij de evolutie met behulp van wiskundige modellen wil ‘verstaan’? Voor Belgen zijn ‘verstaan’ en ‘begrijpen’ synoniem, maar voor Nederlanders betekenen het verschillende dingen.
Zo ontdekt Liekens steeds nieuwe woorden en uitdrukkingen die Nederlanders tot zijn verbazing niet blijken te kennen, of in een andere betekenis. “Ik begon ze te verzamelen in een hoekje op mijn website.” Geïnspireerd door crowdsourcing-websites als Wikipedia en Urban Dictionary – toen juist in opkomst – besluit hij vervolgens een interactief online woordenboek van het Belgisch Nederlands op te zetten. Inmiddels omvat het woordenboek 33.859 lemma’s.
Misverstanden
Het eerste wat Liekens op de TU/e leert, is dat hij daar geen doctoraatstudent is maar een promovendus, die promoveert in plaats van doctoreert, en geen doctoraatsthesis aflevert maar een proefschrift. Maar het blijken juist de dagelijkse woorden te zijn die voor verwarring zorgen.
Zo betekent ‘voormiddag’ ochtend in België. En ‘namiddag’ is niet de tweede helft van de middag, maar gewoon de hele middag: het dagdeel na het middaguur. “Dat kan voor misverstanden zorgen bij het plannen van afspraken.”
Liekens staat op zijn beurt met de oren te klapperen als hij voor het eerst iemand hoort zeggen “Nancy gaat daarover”, in de betekenis: ze is daar verantwoordelijk voor. “Die uitdrukking ken ik alleen met een zeer zware seksuele lading”, formuleert hij zorgvuldig.
Emancipatie van het Belgisch Nederlands
Hoe verhouden beide varianten van het Nederlands zich eigenlijk tot elkaar? Is er eentje ‘de echte’? Onder Nederlanders is de tendens volgens Liekens: Nederlands is de taal van het land Nederland. Dus in Nederland wordt het ‘echte’ Nederlands gesproken. “Maar: net als het Brits en Amerikaans Engels, zijn Nederlands en Belgisch – en Surinaams – Nederlands gelijkwaardige variëteiten van dezelfde taal, die elk correct zijn binnen de eigen context”, bepleit hij.
Een overwinning is dat Liekens’ website intussen bijdraagt aan de broodnodige emancipatie van de Belgische taalvariëteit. Zo gaat woordenboek Van Dale meestal uit van het Nederlandse Nederlands. Liekens noemt als voorbeeld het woord poepen, dat in België ongeveer het equivalent is van ‘neuken’. “Van Dale noemt de Nederlandse betekenis – ‘zijn behoefte doen’ – als de algemene, terwijl geen Belg deze gebruikt.” Maar inmiddels, vertelt hij niet zonder trots, heeft Van Dale vanuit zijn online woordenboek al verschillende typisch Belgische woorden, uitdrukkingen en betekenissen overgenomen.
Terwijl de inhoud van Liekens’ woordenboek groeit door enthousiaste bijdragen uit heel Vlaanderen, en het belang ervan binnen de taalkunde toeneemt, is de vorm – de website zelf – toe aan een onderhoudsbeurt. Die is flink verouderd. Liekens maakt zich bovendien zorgen dat zijn onbedoeld nogal succesvol geworden hobby afhankelijk is van één persoon, hijzelf. Een oproep bracht hem gelukkig in contact met enthousiaste techneuten en taalfanaten die de website gaan ‘redden’ en het woordenboek willen onderbrengen in een vzw, wat ongeveer hetzelfde is als een stichting.
Impressionant
Taal is één kant van de medaille, cultuur de andere. Liekens heeft tweeënhalf jaar “op kot” (op kamers) gezeten in Eindhoven, en carpoolde daarna nog enkele jaren vanuit Antwerpen naar de TU/e. Hoewel zijn Belgische vrienden hem erom uitlachten, en hoewel het Brabants hem dankzij het gebruik van ‘ge’ en ‘gij’ vertrouwd in de oren klinkt, heeft hij zijn tijd in Eindhoven zeker ervaren als een buitenlandverblijf, gezien wat hij noemt “een zeer groot cultuurverschil”.
Dat verschil zie je zodra je de grens passeert aan de wegen en huizen, maar Liekens merkte het vooral in het contact met mensen. “Nederlanders zijn recht voor de raap. Open, direct en luid. Voor een timide Belg kan dat nogal impressionant zijn. Als een Nederlander een evaluatiegesprek voert, denkt de Belg tegenover hem: ik word hier afgeslacht.” Niettemin heeft hij zich de constructieve kanten van de Nederlandse communicatiestijl eigen gemaakt: “Ik maak er een punt van te vergaderen als een Nederlander: to the point en bondig.”
Ik maak er een punt van te vergaderen als een Nederlander
Een andere observatie van Liekens: Nederlanders zijn progressiever en vrijer in hun denken dan Belgen – denk aan de coffeeshops – maar willen vervolgens wél dat de overheid hun vooruitstrevende plannen minutieus vastlegt in regeltjes die ze stipt kunnen navolgen. Óf waar ze hardop tegen kunnen ageren. Belgen spreken zich minder snel uit. Bevallen de regels niet, dan ritselen ze hun zaakjes liever onderhands, een werkwijze waar ze het werkwoord ‘foefelen’ voor hebben uitgevonden.
Liekens memoreert in dit verband hoe hij naar Eindhoven kwam om een kamer te bekijken. Hij had enkele maanden huur cash op zak – in België een manier om de zaak snel te beklinken. De Nederlandse huisbaas wilde echter niets weten van die bankbiljetten en sprak liever de inhoud van het huurcontract door.
De ervaringen van Liekens zijn alweer wat jaren oud. Hoe zit het met de Belgen die nu aan de TU/e werken en studeren? Vallen hen dezelfde taal- en cultuurverschillen op? En hoe ‘hard’ is de grens tussen beide landen voor hen? Cursor vroeg het aan student Iris van Ysacker en aan hoogleraren Ingrid Heynderickx en Bert Blocken.
Iris van Ysacker: “Vast en zeker of zeker en vast?”
Met een Belgische vader en een Nederlandse moeder vertegenwoordigt Iris van Ysacker (18) beide kanten van de grens. Het gezin van Ysacker heeft in Maasmechelen gewoond en is nu in Weert gevestigd. De eerstejaarsstudent Data Science heeft een dubbele nationaliteit en voelt zich in beide landen thuis. “Wat taal betreft, pas ik me aan aan de omgeving.” Voor haar studiekeuze heeft ze zich in beide landen georiënteerd. Dat ze in Eindhoven Data Science kon studeren als volledige studie in plaats van alleen als master, gaf de doorslag.
De taalverschillen zijn aan de eettafel van de Van Ysackers geregeld onderwerp van gesprek. “Mijn moeder vindt het nog altijd frappant dat fruitsap het Belgische woord is voor jus d’orange, en niet voor sap van andere soorten fruit. We zijn het ook nog niet eens of de juiste uitdrukking nu ‘vast en zeker’ is, of ‘zeker en vast’.”
Tegen Nederlandse vrienden kan ik veel directer iets zeggen dan tegen Belgische
Van Ysacker, die haar schooltijd in België heeft doorgebracht, merkt dat de verhouding tussen docent en student in Nederland wat informeler is. Dat viel haar al op bij de open dagen die ze – voor coronatijd – op universiteiten in beide landen bezocht. “In Nederland was het heel gemakkelijk om iedereen aan te spreken.” Ook in de colleges merkt ze dat het niveauverschil tussen student en docent kleiner is. “Belgische leerkrachten kunnen weinig weerwoord accepteren”, formuleert ze voorzichtig.
Net als de anderen, vindt ook Van Ysacker de directheid van Nederlanders typerend. “Tegen Nederlandse vrienden kan ik veel directer iets zeggen dan tegen Belgische. Ik heb zelf liever het directe. Belgen houden hun mening eerder voor zich, of spreken die achter je rug uit.”
Ingrid Heynderickx: “Mijn moeder vindt mij frank geworden”
“Mijn neefjes en nichtjes lachten zich vroeger kreupel om mijn mengtaal.” Hoogleraar Ingrid Heynderickx, tevens decaan van de faculteit Industrial Engineering & Innovation Sciences, is geboren in Sint-Niklaas en opgegroeid in Antwerpen. Op haar 23e nam ze een baan aan bij Philips en verhuisde ze naar Nederland.
In het begin vermengde ze – tot hilariteit van haar neefjes en nichtjes – haar Belgisch Nederlands met de Nederlandse variant. “Tegenwoordig schakel ik meer. Na een bezoek aan Antwerpen, betrap ik me er hier weer op dat ik ‘goesting’ heb als ik ergens zin in heb. En na dertig jaar in Nederland zeg ik nog steeds regelmatig dat ik mijn ‘tas’ ga vullen bij de koffieautomaat. Bij een kop denk ik aan mijn hoofd, en dat zit al vol genoeg!”
Een voorkeur voor een van beide ‘talen’ heeft Heynderickx niet, al kreeg ze de ou-klank van het Nederlandse jou(w) en nou aanvankelijk niet over haar lippen. “Maar de hardnekkige ‘vuile a’ die ik dankzij mijn Antwerpse tongval heb, vind ik ook lelijk klinken. Zo hebben beide varianten dingen die ik wel en niet mooi vind.”
Concatineren
Wat anders is in het Belgisch taalgebruik, is dat het verschil tussen spreek- en schrijftaal groter lijkt dan in Nederland. Belgen plakken in hun spraak klanken aan elkaar – of, in Heynderickx’ woorden, concatineren ze. “Waar je schrijft ‘heeft u uw boek?’, zeggen wij: ‘Edduw boek?’" – een formulering die Nederlandse Brabanders overigens ook bekend kan voorkomen. “Ik denk dat dit concatineren een invloed is vanuit het Frans, een taal die kinderen in België al vroeg op school leren.”
Na dertig jaar in Nederland zeg ik nog steeds regelmatig dat ik mijn ‘tas’ ga vullen bij de koffieautomaat
De verhouding tot het Frans is een ambivalente. Enerzijds zetten de Vlamingen zich af tegen de taal van de Walen aan de andere zijde van de taalgrens – en dus spreken zij van fruitsap en niet van jus d’orange –, anderzijds sluipt er ongemerkt toch veel Frans in het Belgisch Nederlands. “Alle termen die met auto’s te maken hebben, zijn Frans”, zegt Heynderickx. Bekende voorbeelden zijn camion (vrachtwagen) en camionette (bestelbusje). “En zelf zeg ik frènen als ik remmen bedoel, naar het Franse freiner.”
Dorst
Heynderickx heeft – in tegenstelling tot Anthony Liekens – nooit het gevoel gehad dat haar verhuizing naar Nederland een emigratie was. “Juist omdat ik de taal spreek. Dat is echt anders dan bij internationale collega’s die de grapjes tussendoor – waarbij men van het Engels even terugschakelt naar het Nederlands – niet kunnen volgen.” Niettemin heeft ze, soms door schade en schande, geleerd dat er verschillen zijn in omgangsvormen.
“Bel je in België spontaan bij iemand aan, dan zal diegene je uit beleefdheid binnen vragen, ook als het niet schikt. Pas na nog twee keer aandringen, mag je ervan uitgaan dat de uitnodiging gemeend is. Ook drinken nam ik pas aan bij de derde keer aanbieden. Ik heb in het begin regelmatig dorst gehad in Nederland! Hier vraagt men het maar één keer.”
Polderen
Wat Heynderinckx opvalt, is dat Nederlanders elkaar eerder bij de voornaam aanspreken, ook bijvoorbeeld promovendi hun promotor: professor Heynderickx wordt Ingrid. Contact leggen in het algemeen gaat sneller in Nederland. “In België duurt dat langer, maar dan heb je ook écht contact. In Nederland is het wat oppervlakkiger, een beetje zoals Amerikanen een praatje kunnen maken – om bij een volgende ontmoeting geen idee meer te hebben wie je bent.”
Het duurde even voor Heynderickx zich de typisch Nederlandse directheid had eigengemaakt. “In het begin voelde het onfatsoenlijk om me zo op te stellen, maar ik ben er nu blijkbaar aan gewend: mijn moeder vindt mij frank geworden”, zegt ze lachend. Alhoewel haar Nederlandse vrienden niet de meest directe types zijn – “Je zoekt toch mensen uit die op je lijken” – heeft ze geen voorkeur voor een van beide stijlen.
“De ene communicatieregel is niet beter dan de andere. Het is vooral belangrijk dat je als groep dezelfde regels gebruikt – vergelijk het met verkeersregels. Zo zag ik eens in een vergadering in België een Nederlander iemand openlijk tot de orde roepen. Onder Belgen heeft dat niet het gewenste effect; het wordt als ondermijnend ervaren. Zoiets doe je één-op-één.”
Wat Heynderickx – net als Liekens – ook opvalt op de werkvloer, zijn de verschillende manieren om te dealen met regels. “Als er in Nederland een maatregel wordt opgelegd van bovenaf, begint direct het ageren, mopperen, onderhandelen en polderen. Een Belg zwijgt en denkt: kan ik dit omzeilen? Zo ja: mooi, niet druk om maken. Die meer pragmatische houding heb ik zelf ook. Ik handel eerder naar de geest van een maatregel, dan naar de letter.”
Bert Blocken: “’U’ is in België niet altijd een beleefdheidsvorm”
Bert Blocken, afkomstig uit Belgisch Limburg en hoogleraar Bouwfysica (en in die hoedanigheid de ‘windtunnelprof’), is sinds vijftien jaar aan de TU/e verbonden. Daarnaast heeft hij een aanstelling aan de universiteit van Leuven. Hij woont tussen beide steden in, in het Belgische Kasterlee.
Qua taal heeft Blocken in Eindhoven het meest moeten wennen aan het gebruik van ‘jij’ en ‘jou(w)’. “Dat is een van de weinige dingen die ik in Nederland bewust aanpas in mijn taalgebruik.” Vlamingen gebruiken in de spreektaal ‘ge’ en ‘gij’ in plaats van ‘je’ en ‘jij’. Maar: de afgeleide (niet-onderwerps-)vorm van ‘gij’ is ‘u(w)’. “In een zin als ‘Ik kan dat voor u regelen’, is ‘u’ in België geen beleefdheidsvorm”, legt Blocken uit. Nederlanders ervaren dat echter anders, zo kreeg hij te horen. “Mij werd verteld dat vooral vrouwen het niet prettig vinden met ‘u’ aangesproken te worden, omdat ze zich dan ouder voelen.”
Geen taalpurist
Voor het overige vindt Blocken de taalgrens met Nederland niet noemenswaardig. In elk geval niet in vergelijking met die tussen Vlaanderen en Wallonië, waar in sommige grensgemeenten soms nog een zware lading op rust. “De taalgrens is tot in de jaren 1970-1980 nog bevochten in bijvoorbeeld de Voerstreek. De demonstraties – met molotovcocktails, traangas en geweerschoten – deden denken aan Israël en Noord-Ierland. Maar er zijn nooit bommen geplaatst, aanslagen gepleegd of doden gevallen.”
Zelf is Blocken geen taalpurist wat Franse invloeden betreft, maar wel enigszins aangaande Engelse leenwoorden. “Liken en sharen en kids … We hebben een mooie taal – dat Engels hoeft van mij niet. Als studenten op zo’n manier hun presentatie beginnen, zeg ik dat ze deze in het Nederlands óf in het Engels mogen houden, maar niet in beide talen tegelijk.”
Bourgondisch
Ook de cultuurverschillen tussen Nederland en Vlaanderen bekijkt Blocken graag met enige relativering. “Op Europese schaal is er nauwelijks verschil tussen België en Nederland. Bovendien lijken in mijn ogen de provincies Antwerpen en Noord-Brabant – aan weerszijden van de grens – méér op elkaar dan Wallonië en Vlaanderen, en het noorden en zuiden van Nederland.” Die landsgrens is ook maar ooit vrij arbitrair getrokken, wil hij maar zeggen.
Daarbij is cultuur aan verandering onderhevig. Blocken memoreert het zwaarbeladen serveerwagentje, rammelend van de drankflessen, dat bij vergaderingen van de Vlaamse pendant van de NWO om half twaalf ’s ochtends het aperitief voor de lunch aankondigt. “Dergelijke zakelijke lunches zijn in België traditioneel zeer uitgebreid en er wordt altijd minstens bier en wijn geschonken. Dat bourgondische stukje Vlaanderen maakt onder internationale invloed echter steeds vaker plaats voor broodjes, terwijl men intussen doorvergadert.”
Waar de Nederlander staat op zijn individuele vrijheid, zoekt de Belg een achterpoortje
Ondanks het calvinistische broodje kaas met een beker melk dat alhier menige vergadering opluistert, is Blocken net als Anthony Liekens te spreken over de Nederlandse overlegcultuur. “Ik ben door de jaren heen veel directer geworden in vergaderingen en dat vind ik wel een goede eigenschap. In België verontschuldig ik mij lachend dat dat ‘mijn Nederlandse kant’ is.”
Mening
Overigens betekent de Nederlandse directheid in Blockens ervaring niet automatisch ook bondigheid: “Iedereen heeft een mening én wil die ook verkondigen. Dat merk ik ook als ik – vanwege mijn coronagerelateerde onderzoek – te gast ben bij Nederlandse talkshows zoals Op1.” Waar sommige tafelgasten bij elk gespreksonderwerp een duit in het zakje doen, houdt Blocken zich graag wat meer op de achtergrond als iets zijn expertise niet is.
Reageren Nederlanders eigenlijk anders op de situatie met corona dan Belgen? “Elk land gaat anders om met de pandemie, maar dat ligt eerder aan de politieke partijen die het er voor het zeggen hebben, dan aan de cultuur.” Wat wél verschilt, aldus Blocken, zijn de reacties van het publiek óp dat coronabeleid, zoals het verplichte mondkapje. “Een Nederlander zal luidkeels verkondigen dat het onzin is en dat hij weigert het te dragen. Een Belg met dezelfde mening zwijgt, maar zal het masker buiten het zicht van de politie niet dragen. Waar de Nederlander staat op zijn individuele vrijheid, zoekt de Belg een achterpoortje.”
Op de hoofdfoto: De Toren van Babel, door Pieter Brueghel de Oudere
Discussie