Slenteren door de geschiedenis
Een historische wandeling over de TU/e-campus
Wist je dat de stormbestendigheid van Atlas is getest met een vliegtuigmotor? Dat er vroeger een watermolen stond op de plek van het Auditorium? Dat het Sportcentrum is ontworpen door niemand minder dan Gerrit Rietveld? En dat onze universiteit een eigen kernreactor heeft gehad? Erik Geelen, beheerder van de historische beeldbank van de TU/e, begeleidt regelmatig historische wandelingen over de campus. Cursor liep met hem mee.
Hoe komt het dat er in het Eindhoven van de jaren vijftig plaats was voor een complete, ruim opgezette universiteitscampus, pal achter het station? Waren de straten er weggevaagd door WOII-bombardementen? Nee, het stuk land was nooit bebouwd geweest, zegt Erik Geelen: “Het terrein lag braak, het was platteland. Drassigheid maakte het moeilijk te bebouwen.” Maar de ontwikkelingen in de bouw schreden voort: door te heien, konden de gebouwen van de nieuwe Technische Hogeschool Eindhoven (THE) er toch verrijzen.
Dat de tweede TH van Nederland – na die in Delft – in Eindhoven zou komen, stond overigens niet direct vast. Door de wederopbouw was de behoefte aan ingenieurs groot. In Den Haag was wel besloten dat de nieuwe opleiding in het zuiden van het land zou komen. “Het verhaal gaat dat Eindhovens eigen Frits Philips zich aanvankelijk uitsprak voor Den Bosch als locatie, dat leek hem een leukere studentenstad.” Gelukkig liep het anders.
En zo zit Erik Geelen vol feitjes en anekdotes over de geschiedenis van de huidige TU/e. Hij begon in 1987 als medewerker van de universiteitsbibliotheek en is zich sindsdien steeds meer gaan specialiseren in beeldarchivering. Hij weet dus precies hoe de aanblik van de campus door de jaren heen is veranderd.
Voor alle foto's in het artikel geldt: klik om te vergroten.
Het ontwerp van de strakke, industriële THE-campus komt uit het tekenpotlood van Sam J. van Embden (1904-2000). De wederopbouwarchitect liet zich inspireren door de campus van de TH in Zürich, weet Geelen. “Typerend zijn de luchtbruggen die de gebouwen verbinden. Van Embden wilde dat alle studenten en wetenschappers elkaar gemakkelijk konden ontmoeten.”
De eerste gebouwen
Het allereerste gebouw van de THE was het Paviljoen, bedoeld als tijdelijk onderwijsgebouw. “Daarom heeft het ook een tijdje de naam Provisorium gehad.” Intussen werd verderop aan permanente gebouwen gewerkt. In 1957 startten in het Paviljoen de eerste lessen. Niemand had toen kunnen bevroeden dat het gebouw uiteindelijk zestig jaar in gebruik zou blijven – een halve eeuw langer dan de bedoeling was geweest. Pas vorig jaar is de sloop voltooid, om plaats te maken voor twee woontorens voor studenten, waarvan de bouw recent is gestart.
Als eerste van de permanente THE-gebouwen werden de FT-hal (het huidige Matrix) en de W-hal (nu MetaForum) gebouwd, grote werkplaatsen voor respectievelijk scheikundige technologie en werktuigbouwkunde. Dat waren samen met elektrotechniek de eerste drie faculteiten. “Dat in de eerste gebouwen vooral practicumlokalen waren gehuisvest, hing samen met de visie op onderwijs in de begintijd: alleen in de ochtenden theorie en hele middagen practica.”
Toen de TU/e jaren later de W-hal wilde vervangen door een nieuw gebouw, waarin de universiteitsbibliotheek en de faculteit Wiskunde en Informatica een plek zouden krijgen, kwamen onder anderen studenten en medewerkers van Bouwkunde in het geweer, vanwege de architectonische waarde van het gebouw. Een van hen was hoogleraar architectuurhistorie Bernard Colenbrander, die onlangs zijn afscheidsrede uitsprak. Als lid van de Kwaliteitscommissie is Colenbrander ook een van de beschermers van de aanblik van de campus.
Geelen: “Voor zover ik weet, was de W-hal uniek vanwege de verspringende vierkante elementen in het dak – het dambordpatroon – en ook vanwege de constructie met zogenaamde tuitdraden, een soort scheerlijnen, waardoor grote ononderbroken ruimten gerealiseerd konden worden.” Uiteindelijk bleven die elementen bewaard in wat nu MetaForum heet, met de open Markthal ervoor. In 2012 ging MetaForum open, en in 2018 werd de W-hal ‘postuum’ een rijksmonument.
Hoofdgebouw
De bouw van Atlas, destijds heel sec het Hoofdgebouw genaamd, begon iets later dan die van de hallen. Premier Willem Drees reisde in oktober 1958 hoogstpersoonlijk af naar het zuiden om de eerste heipaal de grond in te drijven. Ook de architectuur van dit gebouw was vernieuwend, vertelt Geelen. “Er waren destijds in ons land nog nauwelijks hoge gebouwen met bijna volledig glazen wanden – de zogenaamde vliesbouw. Het Hoofdgebouw was een van de eerste na de Van Nelle Fabriek en het Beursgebouw, beide in Rotterdam.”
“Omdat vliesbouw zo nieuw was, heeft er verderop eerst een proefgebouwtje gestaan. De stormbestendigheid van de glazen wanden werd getest door daar een vliegtuigmotor met propeller op te richten.” In 1963 werd het Hoofdgebouw in gebruik genomen. Na renovatie werd het tot Atlas omgedoopte gebouw in 2019 heropend, als het duurzaamste onderwijsgebouw ter wereld.
Het sportcentrum
Het Studentensportcentrum (SSCE) springt niet zo in het oog. Het houdt zich wat afzijdig aan de overkant van het Dommel, en ook het gebouw is onopvallend. Maar schijn bedriegt, weet Erik Geelen. “Als je het nu ziet, lijkt het gebouw een beetje non-descript. Maar als je deze foto van kort na de bouw bekijkt, zie je de signatuur wél terug.” En inderdaad: daar is de hand van de meester. Het gebouw werd ontworpen door niemand minder dan Gerrit Rietveld, die overigens overleed kort voor de oplevering in 1965.
Auditorium
Wie het betonnen interieur van Atlas bekijkt – de indrukwekkende pilaren en de hoekig-geometrische omlijsting van het plafond – ziet onmiskenbaar de kenmerken van het brutalisme. De imponerende, bijna dreigende betonbouw van deze wederopbouwstroming zien we ook terug bij het Auditorium, niet alleen aan de binnenzijde, maar ook in het exterieur. Des te moeilijker is het voor te stellen dat op de plek van dit ‘beest’ vroeger de pittoreske Woenselse Watermolen stond.
Een watermolen heeft stromend water nodig, en daaruit volgt dat de Dommel vroeger een andere loop had. Die moest een stukje naar het westen opschuiven om meer ruimte te creëren voor de campus. Op een oude foto toont Geelen hoe grondverzetmachines van Amerikaanse makelij de nieuwe bedding uitgraven.
“Het Auditorium kwam er in 1966, toen bleek dat de studentenaantallen harder groeiden dan gedacht.” Aan de overzijde van de Dommel herinnert een monument aan de vroegere watermolen, wijst Geelen. “Er zijn verschillende originele onderdelen van de watermolen in verwerkt, waaronder een molensteen.”
Energie
De wandeling leidt langs Gemini, het voormalige W-hoog dat omstreeks 1970 is gebouwd. Het gebouw heeft altijd werktuigbouwkundigen gehuisvest. “Het staat als volgende op de lijst voor renovatie.” Ertegenover, midden op de Groene Loper, staat Ceres. Het gebouwtje wordt geflankeerd door de zeventig meter hoge bakstenen schoorsteen die een herkenningspunt vormt op de campus, en een ‘lollyvormige’ toren die voor wateropslag diende.
“In Ceres is nu het Institute for Complex Molecule Systems gevestigd, maar dit was vroeger het ketelhuis, van waaruit de gebouwen op de campus werden verwarmd.” Geelen wijst naar het zuiden, richting de Professor Doctor Dorgelolaan – vernoemd naar de eerste rector van de TH: “Zie je die rij van vier schoorstenen op het dak? In dat gebouw, Athene, was vroeger een kleine kernreactor gevestigd. Die diende puur voor onderwijsdoeleinden, maar was eind jaren zestig een paradepaardje van de universiteit.” Korte tijd later, in de jaren zeventig, veranderde de reputatie van kernenergie en kwamen er massale protesten zoals in Doodewaard. “De reactor is later ontmanteld. Het stralingsniveau wordt nog gemonitord.”
Wonen op de campus
Het idee van een wooncampus, waar studenten niet alleen onderwijs krijgen maar ook wonen, is iets van de laatste kwart eeuw, aldus Geelen. Waar verbleven die studenten dan eerst? “Ze woonden bijvoorbeeld in bij een hospita, maar je kent misschien ook het verhaal over de naamgeving van het Limbopad? Vooral studenten uit Limburg bleven thuis wonen en kwamen dagelijks in groten getale vanaf het station over dat pad naar de campus gewandeld.”
De laatste jaren zijn twee woontorens verrezen op de campus. In 2016 trokken de eerste huurders in de nieuwbouwflat Aurora en het onderwijsgebouw E-hoog, van Electrical Engineering, werd in 2017 heropend als de woontoren Luna. Aan de noordoostelijke rand van de campus, waar het Paviljoen stond, komt nog meer nieuwbouw: twee torens met in totaal 735 woningen. Maar het is bouwen tegen de bierkaai: de kamernood onder studenten blijft nijpend, zeker nu een steeds groter aandeel van de studentenpopulatie bestaat uit internationals, die niet kunnen pendelen.
Kunst
Het smoel van de campus wordt mede bepaald door de kunstwerken die er staan. “De TU/e is vroeg begonnen met kunst verzamelen. Dat was al een speerpunt van de eerste rector, Henk Dorgelo, die het belangrijk vond studenten ook maatschappelijke vorming mee te geven. Zo richtte hij onder andere Studium Generale op. Deze gedrevenheid was mede het gevolg van de zware ethische dilemma’s waar Dorgelo mee te maken had gehad tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen hij rector was van de TH in Delft – kwesties die hem een leven lang hebben achtervolgd.”
Tot de eerste kunstwerken in de buitenruimte van de campus behoort het beeld De technische student (1958) van Oswald Wenckebach. “Hij maakte ook het beeld van Anton Philips dat aan de centrumzijde van het station staat. En misschien ken je van zijn hand ook Monsieur Jacques, die de bezoekers van het Kröller-Müller Museum begroet. De student is een van zijn latere, wat abstractere beelden.”
Een andere vroege sculptuur op het TU/e-terrein is Wording (1968), door Piet Killaars. “Het is een gestileerde hand die oprijst uit het water van de vijver voor Atlas. De hand omvat materie en verwijst naar het motto van de universiteit: Mens agitat molem, de geest brengt de materie in beweging.”
De toekomst
De TU/e ligt – voor zo’n jonge campus – heel dicht bij het centrum van de stad. Tegelijkertijd is ze er door het treinspoor ook juist van afgesneden. De gemeente en de universiteit hebben altijd geworsteld met die paradox, weet Geelen. “Eindhoven heeft het stadscentrum altijd willen uitbreiden naar de noordzijde van het station, maar is daar nooit in geslaagd. De universiteit heeft stappen gezet om het studentenleven voor een deel naar het stadscentrum te verplaatsen: de gezelligheidsverenigingen zijn vanuit de Bunker verhuisd naar stadspanden.”
De Bunker (1967), nog zo’n brutalistische mastodont, is nu het fundament van een nieuwe woontoren aan de John F. Kennedylaan, met uitzicht over de campus. En er zijn grootse plannen voor meer hoogbouw aan de noordkant van het station, met als pronkstuk de Kathedraal, een dubbele woontoren met een houten constructie. Met al die nieuwe bewoners moet het gek lopen als de levendigheid van het centrum uiteindelijk niet toch het spoor zal oversteken.
En ook de TU/e heeft grootse plannen: als de schaalsprong werkelijkheid wordt, moeten al die extra studenten ook onderdak krijgen. De eerste ruwe schetsen voor drie nieuwe gebouwen op de campus worden momenteel gemaakt, maar ook uitbreidingen naar de High Tech Campus en de Automotive Campus in Helmond behoren tot de opties. Kijk nog maar even goed om je heen op de campus, want over enkele jaren ziet die er misschien weer heel anders uit.
Erik Geelen maakt zo’n drie keer per jaar een historische groepswandeling over de TU/e-campus. De volgende staat gepland op woensdag 14 december, 12.00-ca. 13.00 uur, vertrek vanaf het plein tussen Atlas en MetaForum. Wil je meelopen met deze of een van de volgende wandelingen, stuur dan een mailtje.
Liever online in de historie van de universiteit grasduinen? Bezoek de digitale encyclopedie van de TU/e.
Ter afsluiting nog twee pareltjes uit de historische beeldbank:
Discussie