- Mensen , Student
- 09/10/2020
Uit hetzelfde bètahout gesneden
Drie generaties in de natuurkunde
Ga er maar aanstaan, om aan de huiselijke keukentafel of op een familiefeestje aan anderen uit te leggen waar je afstudeerscriptie nu eigenlijk over gaat. Arthur Hendriks, die dinsdag (13 oktober) officieel zijn master bij Applied Physics afrondt, heeft het wat dat aangaat een stuk gemakkelijker. Zijn vader, moeder, opa en broer zijn stuk voor stuk uit hetzelfde bètahout gesneden; allemaal waren ze ooit kind aan huis aan dezelfde faculteit, overwegend zelfs binnen dezelfde groep (of voorlopers daarvan).
Om deze familieschets meteen maar even zo goed als compleet te maken: Arthur heeft ook nog twee jongere zussen, de tweeling Diana en Suzanne. En ook zíj doen een technische studie, Werktuigbouwkunde - de één in Eindhoven, de ander in Delft. Of die laatste daarmee het zwarte schaap van de familie is? Moeder Doreen lacht. “Daar denkt ze zelf in elk geval anders over.”
Het was opa Jan Hendriks, nu 87 jaar, die ruim zes decennia geleden de aftrap verzorgde voor deze familie in de fysica. Geboren in Rotterdam en opgegroeid in Wassenaar en Utrecht was hij in de jaren vijftig de HTS Werktuigbouwkunde gaan doen, om in 1956 aan de slag te gaan bij Philips in Eindhoven. Een jaar later maakte hij zijn entree bij de TU/e (toen nog de Technische Hogeschool Eindhoven), als technisch ambtenaar aan de faculteit Werktuigbouwkunde.
Het waren andere tijden, zo hoorde Arthur van zijn opa, hiernaar gevraagd door Cursor. De TH was net nieuw, er liepen nog maar weinig mensen rond, de verhoudingen waren veel formeler. “Nu mogen studenten hun hoogleraar meestal gewoon met de voornaam aanspreken.”
Ondanks dat hij al een diploma op zak had, wilde Jan graag verder studeren, natuurkunde het liefst. “Maar die richting bestond toen in Eindhoven nog niet”, vertelt Arthur. Het werd elektrotechniek. “Dat lijkt er het meest op, had een hoogleraar gezegd.” In 1964 was de ingenieurstitel binnen en ging hij als wetenschappelijk medewerker aan de slag aan de intussen alsnog opgerichte faculteit Technische Natuurkunde. Tegelijkertijd deed hij onderzoek bij professor Zwikker binnen de groep Vastestoffysica (waar later Halfgeleiderfysica, dat uiteindelijk zou overgaan in de huidige groep Photonics and Semiconductor Nanophysics, een onderdeel van was). “Daar is hij in 1970 gepromoveerd.”
Na zijn promotie verhuisde Jan Hendriks samen met zijn inmiddels gestichte gezin naar Den Helder, waar hij aan de slag ging op het Koninklijk Instituut voor de Marine (kortweg KIM); als wetenschappelijk hoofddocent natuurkunde, later ook in de wapenleer en ballistiek. Ook deed hij er onderzoek, tot aan zijn pensioen in 1995.
Zoon Peter, de vader van Arthur, herinnert zich hoe hij tijdens schoolvakanties vaak op het KIM te vinden was. Hoe hij als tiener over de dijk naar de marinebasis fietste, via de achterdeur naar binnen liep (“dat kun je je nu niet meer voorstellen”) en in vaders lab mocht spelen met opstellingen met lasers, optica of elektronica. “Dan maakte hij een schets en liet hij mij versterkers bouwen, of een telescoop.”
Dan maakte mijn vader een schets en liet hij mij versterkers bouwen, of een telescoop
Ook op school ging het vak natuurkunde hem gemakkelijk af, vertelt Peter. Een vervolgstudie in die richting was dan ook een logische stap, die ook hem naar Eindhoven bracht. Niet om zijn vader te pleasen: “Ik wilde vooral niet naar Delft of Enschede”. Hij zou vanaf 1982 ruim acht jaar aan de TU/e doorbrengen.
Peter herinnert zich de kleinschaligheid van de faculteit, met destijds net iets meer dan honderd eerstejaars. “Iedereen ging gemakkelijk met elkaar om, de onderlinge betrokkenheid was groot.” Veel van de mensen die hij in zijn eerste week aan de TU/e heeft ontmoet, ziet hij nog steeds op regelmatige basis, vertelt Peter.
Bij harmonieorkest Auletes van het Eindhovens Studenten Muziek Gezelschap (nu ESMG Quadrivium) leerde Peter, die naar eigen zeggen fanatiek klarinet speelde, na drie jaar saxofoniste en studiegenote Doreen kennen. Het was niet metéén raak, vertelt zij: “Pas een jaar later werden we een stelletje”.
Doreen was één van het handjevol vrouwelijke studenten binnen de Eindhovense natuurkundefaculteit, daar beland na haar middelbareschooltijd waarin ze eigenlijk alle vakken wel leuk had gevonden, “ook wiskunde en natuurkunde. Het puzzelen vond ik leuk, en het is in die vakken heel duidelijk wat je moet doen”. Ze vervolgt: “Mijn vader zei: ‘Als je alles kan en leuk vindt, kies dan iets waar je later ook goede kansen in hebt’. Sterrenkunde vond ik ook altijd leuk, maar ik woonde in Brabant en wilde toen nog niet zo ver van huis.”
Het werd dus natuurkunde, in Eindhoven, daar waar Peter al een jaar dichterbij de eindstreep was dan zij. Peter studeerde af in de vastestoffysica binnen de vakgroep Theoretische Natuurkunde, waarna hij doorrolde in een promotietraject bij professor Wolter, in de halfgeleiderfysica. Ook Paul Koenraad, nu dean van TU/e’s Graduate School en hoogleraar in de groep Photonics and Semiconductor Nanophysics, promoveerde bij hem. “Hij werkte weliswaar aan een ander onderwerp, maar we hebben in die tijd veel samen opgetrokken.”
Doreen op haar beurt liep voor haar afstuderen, ook bij Theoretische Natuurkunde, stage bij diezelfde Paul, om daarna te gaan promoveren bij professor Buschow in Leiden. “Maar ik deed mijn onderzoek in Eindhoven, bij het toenmalig Natlab van Philips, waar ik werkte aan permanente magneten.”
Doreen bleef dus, samen met Peter, in Eindhoven, waar ze inmiddels samen een appartement bewoonden. Na haar promotie ging ze aan de slag bij de Koninklijke Hoogovens - nu Tata Steel - in IJmuiden. “Eerst deed ik onderzoek naar hoe je aluminium en staal meer vervormbaar kon maken; later heb ik gewerkt bij de kwaliteitsafdeling voor verpakkingsmateriaal, waar ze materiaal voor bijvoorbeeld frisdrank- of conservenblikjes maakten”.
Peter was na zijn promotie bij Shell terechtgekomen, "eerst als onderzoeker in Rijswijk, later offshore in de Noordzee". Het gezin, inmiddels uitgebreid met twee zoons, had zich intussen gesetteld in de Randstad - totdat Shell Peter in 1999 een baan aanbood in Syrië: “Toen zijn we met het hele gezin daarheen verhuisd”. Zoon Mark was destijds vier, Arthur anderhalf; hun tweelingzusjes Diana en Suzanne werden in Damascus geboren.
Het was een tijd van hoopvolle verandering, schetst Peter. “De vorige president overleed en werd opgevolgd door zijn zoon, de huidige president - een arts uit Londen. Men dacht: nu wordt alles beter.” En dat wás ook een tijd zo, vervolgt hij, “maar inmiddels zijn de tijden veranderd. Er zijn veel verschillende geloven en bevolkingsgroepen daar, en dat ligt allemaal met elkaar overhoop. Alles wat daar is opgebouwd, is weg. Vreselijk natuurlijk”.
In 2003 verhuisde het gezin naar Oman, het decor voor Arthurs eerste prille jeugdherinneringen. “Ik was echt nog wel heel jong, een jaar of zes. Ik ging naar een internationale school, kreeg les in het Nederlands, maar af en toe ook in het Engels. Er zaten kinderen van over de wereld.” Lachend: “En het was er lekker warm.”
Terug in Nederland woonde het gezin Hendriks een poos in Budel, Doreen behaalde intussen haar eerstegraads lesbevoegdheid en gaf een paar jaar natuurkundeles op een middelbare school in Weert. Van daaruit begonnen de broers Arthur en Mark, twee jaar na elkaar, aan hun studententijd - met Eindhoven, de TU/e en meer specifiek de faculteit Technische Natuurkunde als hun tweede thuis. Net als hun beide ouders en opa.
Ik heb nog wel even getwijfeld over werktuigbouwkunde; iedereen in de natuurkunde leek me ook wat saai
Arthur lacht. “Natúúrlijk hadden we wel een keuze. Maar op de middelbare school was ik toch het beste in wis- en natuurkunde, dat vond ik ook het leukst. Al heb ik nog wel even getwijfeld over werktuigbouwkunde; iedereen in de natuurkunde leek me ook wat saai.”
Doreen vertelt hoe de jongens in eerste instantie thuis in Budel waren blijven wonen en met de trein heen en weer pendelden. Totdat Shell bij pa Peter aanklopte met een nieuw aanbod, bij de staatsoliemaatschappij van Qatar dit keer. De tweelingdochters, middenin hun vijfde jaar van het vwo, verhuisden met hun ouders mee; broers Mark en Arthur bleven achter en namen samen hun intrek in een woning in Eindhoven.
Arthur zat op dat moment in het tweede jaar van zijn bachelor. “We hadden Whatsapp en Skype, we konden gemakkelijk contact houden en reisden ook wel eens over en weer. Maar vooral in het begin was het wel raar natuurlijk”, blikt hij terug. Doreen, lachend: “Ze moesten meteen alles zelf doen; konden ook niet even in het weekend met de wasmand naar huis”.
Peter is nog altijd trots op hoe alle vier de kinderen hun nieuwe omstandigheden destijds omarmd hebben, zegt hij. Hoe Diana en Suzanne in Qatar hun weg vonden in een vreemd, nieuw schoolsysteem en in anderhalf jaar hun internationaal baccalaureaat haalden. Hoe snel de twee jongens zelfstandiger werden.
Sinds een paar maanden is het voltallige gezin weer in Nederland, tegen de verwachtingen in. Peter en Doreen zouden eigenlijk in april voor zijn werk doorreizen naar Koeweit, “maar toen kwam corona”. Nu werkt hij op afstand, in afwachting van een nieuw visum.
Intussen wonen pa en ma tijdelijk in bij dochter Diana in hun Eindhovense appartement. “Daar is ze niet altíjd helemaal blij mee”, zegt moeder Doreen met een knipoog. In Rotterdam staat intussen vijftig kubieke meter aan inboedel in een container te wachten, net als zijn eigenaars gestrand tussen Qatar en Koeweit. Arthur, die samen met broer Mark vijf minuten lopen verderop woont, vindt het “toch wel speciaal” om zijn ouders tijdelijk weer even wat dichterbij te hebben: “Al went dat ook weer snel”.
Ze hebben nu in elk geval niet speciaal op het vliegtuig hoeven stappen voor het moment dat hun jongste zoon (op dinsdag 13 oktober) zijn masterdiploma krijgt, voor zijn scriptie over het meten van quantumdots met behulp van cross-sectional scanning tunneling microscopie. Zijn afstudeerpraatje hield Arthur eerder via Teams, “vanuit de slaapkamer; toch vreemd. Maar ergens ook wel fijn, zonder de druk van mensen die toekijken.”
Hij was zeven maanden geleden trouwens nét klaar met zijn experimenten toen de TU/e, onder druk van corona, haar gebouwen zo goed als moest sluiten. Een gelukkig toeval: “Ik kon thuis goed vooruit, ik had genoeg informatie en heb nog wat simulaties op de computer gedaan”.
Arthur studeert af bij Paul Koenraad; inderdaad, die oud-collega van pa Peter en ooit de stagebegeleider van moeder Doreen. Al vielen die puzzelstukjes pas na een tijdje in elkaar. “Het eerste half jaar wist Paul nog niet dat ik Peters zoon was. Ik had dat ook niet gezegd, wilde sowieso graag mijn éigen identiteit aan de uni opbouwen. En ik wist op dat moment eigenlijk ook nog niet dat zij samen gepromoveerd waren. Eigenlijk kwam het pas ter sprake toen ik een keer op vakantie ging naar Qatar; toen ging bij Paul het lichtje branden”.
Peter, Doreen en Mark vergezellen Arthur dinsdag bij zijn diploma-uitreiking, zijn zussen zijn getuige via de livestream - net als opa van 87 vanuit Alkmaar, voor wie de reis naar Eindhoven nu met corona sowieso even een brug te ver is. Een feestelijke borrel na afloop is er vanwege de coronabeperkingen niet, “maar waarschijnlijk gaan we wel even met z’n allen lunchen”, denkt Peter.
Arthur bereidt zich intussen voor op zijn promotietraject bij Photonics and Semiconductor Nanophysics vanaf november, onder leiding van professor Andrea Fiore, waarvoor hij net is aangenomen. “Mijn masterproject vond ik toch wel het leukste van mijn tijd aan de uni, net als mijn stage in Chicago waarvoor ik ook experimenteel onderzoek heb gedaan.”
Hij is zich naar eigen zeggen wel bewust van de voetsporen waarin hij is getreden, al speelde dat op zichzelf geen rol in de keuze voor zijn pad. “Ik doe wat ik zelf leuk vind.” Het allerbelangrijkste ook wat betreft vader Peter: “Vooral met Mark heb ik het daar destijds wel over gehad: hou er rekening mee dat je kiest voor iets wat je straks veertig, vijftig uur in de week gaat doen. Dat is iets anders dan een leuk vak op de middelbare school voor twee, drie uur in de week”.
Van andere studenten hoor ik vooral: ‘dat snappen mijn ouders toch niet’
Overigens vindt Arthur het wel hándig dat zijn ouders thuis zijn in dezelfde exacte materie als hij. “Als ik over iets uit de natuurkunde praat, begrijpen ze het meestal wel. Vooral bij mijn vader zie ik zijn ogen soms oplichten van herkenning. Van andere studenten hoor ik vooral: ‘dat snappen mijn ouders toch niet’.” Ook opa volgt de ontwikkelingen in zijn vroegere vakgebied volgens Arthur nog altijd een beetje en leest nog graag boeken over natuurkunde, “al zijn de details vaak wat te specialistisch”.
Dat de zussen Diana en Suzanne níet voor natuurkunde kozen, maar de afslag richting de werktuigbouwkunde namen, is binnen het gezin Hendriks hooguit dankbaar voer voor een grap op zijn tijd. Doreen: “Dan kijkt iemand bij Bol naar een boek over kwantummechanica en krijg je als geautomatiseerde suggestie een boek over werktuigbouwkunde - of omgekeerd. Dat soort dingen sturen we dan naar elkaar: ‘Écht niet’.”
Een stevige portie ‘bèta’ dus aan tafel bij familie-etentjes. Peter: “Maar dan hebben we het nooit over dat soort dingen, hoor. Veel van wat ik nu doe, is bovendien niet heel technisch”. Doreen is door de jaren heen sowieso wat losgeraakt van de natuurkunde, met haar handen vol aan alle administratieve en praktische kanten van de overzeese loopbaanbewegingen van haar echtgenoot. “Maar de natuurkunde zal altijd wel een beetje blijven lonken.”
Discussie