Promoveren in coronatijd
Hoe gaat het met de Eindhovense promovendi tijdens de coronapandemie?
Zolang de labs openblijven, kunnen de meeste jonge onderzoekers gewoon door, hoewel degenen die afhankelijk zijn van proefpersonen tegen problemen aanlopen. Zorgen zijn er vooral over de mentale impact van de sociale beperkingen; met name op internationale promovendi die ver van huis zijn. Toch zijn er voor hen ook lichtpuntjes, zoals de invoering van de hybride promotieceremonie.
In grote lijnen vallen de problemen voor promovendi mee, durft dean Paul Koenraad van de TU/e Graduate School wel te stellen. “Dat blijkt onder meer uit een inventarisatie op initiatief van de PhD-PDEng Council.” Hij ziet ook niet dat het aantal verlengingen dat wordt aangevraagd sterk is toegenomen. “Degenen die dit jaar zouden promoveren, waren tijdens de lockdown al druk aan het schrijven. Eventuele verlenging is daarom logischer voor promovendi die destijds aan het einde van hun derde jaar zaten en bezig waren met de laatste metingen. We zullen volgend jaar merken of die groep inderdaad extra tijd nodig heeft.”
De labs zijn vanaf 13 maart zo’n twee maanden dicht geweest. Sinds begin mei wordt er weer praktisch werk verricht, bij enkele faculteiten in twee dagelijkse shifts om alle onderzoekers op een veilige manier in de laboratoria te kunnen laten werken. Meer dan twee maanden vertraging zullen promovendi dus niet hebben opgelopen, stelt Koenraad. Uitzondering vormen volgens hem een paar mensen die een langlopend experiment met levende organismen uitvoerden. ”Net als met veel planten op de campus is het daarmee niet goed afgelopen tijdens de lockdown.”
Praktische problemen zijn er met name nog voor promovendi die met proefpersonen werken. Ook proeft hij groeiende bezorgdheid bij jonge onderzoekers naarmate de huidige tweede besmettingsgolf aanhoudt en gevreesd wordt voor een eventuele nieuwe sluiting van de laboratoria. “Het ligt in de lijn der verwachting dat bij strengere maatregelen eerst het onderwijs wordt afgeschaald”, benadrukt de dean echter. “De promovendi waren in mei de eersten die weer het lab in mochten, en zullen nu ook de laatsten zijn die daar eventueel weer weg moeten.”
De promovendi waren in mei de eersten die weer het lab in mochten, en zullen nu ook de laatsten zijn die daar eventueel weer weg moeten
De grootste bron van zorg voor Koenraad is momenteel de mentale weerslag van de coronamaatregelen op zijn promovendi. “Met name voor de internationale promovendi, die meer dan zestig procent van onze PhD- en PDEng-studenten vormen, is het erg zwaar om ver van familie en vrienden op een klein kamertje de dagen te moeten doorbrengen. Veel van hen konden deze zomer ook niet naar hun thuisland en hebben dus maar doorgewerkt. Bij uitzondering mogen zij daarom hun vakantiedagen onbeperkt meenemen naar volgend jaar.”
Hybride promoveren
Het einde van het promotietraject gaat traditioneel gepaard met een formele verdediging van het proefschrift ten overstaande van een speciale commissie, gevolgd door een groot feest. Nu dergelijke bijeenkomsten vanwege corona aan allerlei wisselende beperkingen onderhevig zijn, is de afgelopen maanden noodgedwongen uitgebreid geëxperimenteerd met online en hybride ceremonies. Puur online promoveren is voor vrijwel iedereen een ongewenste noodgreep, geeft Koenraad toe. “Hoewel het voor sommige internationale promovendi die al teruggekeerd waren naar hun thuisland wel een uitkomst is gebleken.”
De hybride variant, waarbij de promovendus, promotor(es), paranimfen, (een deel van) de promotiecommissie en een select gezelschap van genodigden op de campus aanwezig is en de rest - waaronder vaak ook buitenlandse leden van de promotiecommissie - de ceremonie via een digitale verbinding bijwoont, is wat de dean betreft een blijvertje. “Zeker als we het technisch helemaal op orde hebben, met goed geluid en meerdere camera’s die door een operator bediend worden, is hybride promoveren best praktisch. Familie en vrienden uit het buitenland kunnen er eenvoudig bij aanwezig zijn en het maakt het ook makkelijker om wetenschappelijke ‘hot shots’ uit het buitenland plaats te laten nemen in de promotiecommissie.”
Ik twijfel over een nieuw experiment, uit angst dat halverwege te moeten afbreken
Hoewel de meeste promovendi sinds mei weer voldoende tijd in het lab kunnen doorbrengen, lopen degenen die met proefpersonen werken nog altijd tegen beperkingen aan. Dit speelt vooral bij de faculteiten Industrial Design en Built Environment, en in mindere mate bij Biomedical Engineering en Industrial Engineering & Innovation Sciences.
Promovenda Margot Neggers onderzoekt in het Social Robotics Lab (IE&IS) hoe mensen reageren op robots. Sinds september mag daar weer met proefpersonen worden gewerkt, maar dan wel volgens een strikt protocol. Zo mag er maar één persoon tegelijk aanwezig zijn in het lab, waardoor de instructie via de intercom vanuit de aangrenzende ‘control room’ moet worden gegeven. “Ik gebruik zogeheten locatietrackers in een hoofdband om de bewegingen van proefpersonen te volgen als ze geconfronteerd worden met een langsrijdende robot. Als ik die wil helpen omdoen, is dat een heel gedoe.”
Locatietrackers, virtual reality-brillen of sensoren zoals hartslagmeters mogen namelijk alleen bij de proefpersoon worden aangebracht door onderzoekers met handschoenen, mondkapje en spatmasker of -bril, zo valt te lezen in het coronaprotocol. VR-brillen moeten eerst worden gereinigd met isopropanol en daarna met UV-licht behandeld en voorzien van een wegwerphoesje. En dan dienen de proefpersonen ook nog een haarnetje te dragen, zelfs als ze geen haar hebben.
Zestigers niet meer welkom
Ondanks die voorzorgmaatregelen zijn proefpersonen boven de zestig voorlopig niet meer welkom, vertelt Neggers. “Dat is jammer; de proefpersonen zijn bij ons vaak student óf gepensioneerd. Er is dus nu een stuk minder variatie.” Sowieso is het aantal experimenten binnen het Social Robotics Lab nog altijd zeer minimaal, legt ze uit. “Onze studenten hebben veel met vragenlijsten en filmpjes gewerkt in plaats van met fysieke experimenten. Voor mijn eigen onderzoek is dat helaas niet goed genoeg.”
Tot nu toe heeft Neggers zich met name gewijd aan het uitwerken van metingen van voor de lockdown. “Daar ben ik nu wel mee klaar. Toch twijfel ik nog over een nieuw experiment, omdat ik bang ben om dat halverwege te moeten afbreken als de maatregelen weer strenger worden.”
Het voelt alsof ik nooit helemaal aan het werk ben, maar ik ben ook nooit helemaal vrij
Chiara Raffaelli werkt als promovenda bij faculteit Applied Physics aan een theoretisch onderwerp. Sinds de ‘intelligente’ lockdown van dit voorjaar is ze daarom thuis aan de slag. “Ik ben één keer op kantoor geweest”, vertelt ze. “Maar het voelde heel ongemakkelijk om afstand te moeten houden; ik kon er ook niet op rekenen dat ik een volgende keer aan mijn eigen bureau kon zitten. Omdat ik nog steeds het gevoel had dat ik een bepaald risico nam, heb ik toen maar besloten om helemaal thuis te blijven werken.”
De Italiaanse woont alleen in een klein appartement in Eindhoven. “Ik heb één tafel vlakbij de keuken, die ik gebruik om te eten, werken en wat je verder maar kunt bedenken.” Het kan best zwaar zijn om dagen achter elkaar door te brengen op een oppervlakte van twee bij twee meter, zegt ze. “Het voelt alsof ik nooit helemaal aan het werk ben, maar ik ben ook nooit helemaal vrij. Tijdens de eerste maand van de lockdown ruimde ik ’s avonds telkens mijn werkspullen op, maar dat heb ik uiteindelijk opgegeven.” Toch wil ze niet klagen. “Ik weet dat veel mensen slechter af zijn. Ik heb een baan en ben gezond. Klagen geeft me een schuldgevoel.”
Reizen
Ze woont al jaren niet meer in Italië, dus ver weg zijn van familie is ze wel gewend. “Toch voelt het anders nu ik er niet zomaar naar toe kan reizen. Zelfs al was ik dat niet van plan.” Raffaelli heeft haar vriend, die in het Verenigd Koninkrijk woont, sinds het uitbreken van de pandemie nog maar één keer gezien.” Een langeafstandsrelatie waren we al gewend, maar we zorgden ervoor dat we minstens eens per maand bij elkaar waren. Dat is nu helaas niet mogelijk.”
Ze is van nature een sociaal persoon, en pakte vroeger vaak de trein om in de weekends vrienden elders in het land op te zoeken. “Nu voel ik me elke keer schuldig als ik iemand ontmoet, zoals afgelopen zomer, omdat ik het virus echt niet wil verspreiden. Dat levert me veel stress op. Kan ik mijn familie in Italië opzoeken tijdens de kerstvakantie, of is dat onverantwoordelijk? Mijn vader, die tot de risicogroep behoort, moet voor zijn werk met mensen omgaan. Daardoor ben ik nu bezorgder dat mijn ouders ziek worden dan tijdens de volledige lockdown in Italië van dit voorjaar.”
Lamgeslagen
De hele situatie heeft zeker zijn weerslag op haar gemoedstoestand, geeft Raffaelli toe. “Ik merk dat kleine negatieve dingen op dit moment veel impact op me hebben. Daarnaast voel ik me wat lamgeslagen. Mijn proefschrift zou over een paar maanden af moeten zijn en het zou wel eens lastig kunnen worden om dan een baan te vinden, maar ik kan me daar nog niet druk over maken. Het afronden van mijn proefschrift kost me veel moeite, maar ik durf niet te zeggen in hoeverre dat door de huidige situatie komt; het schrijven is sowieso voor de meeste promovendi lastig. Mijn werk voelt nogal zinloos op dagen dat ik niets produceer en ik het gevoel heb dat niemand dat zal merken, behalve dan mijn begeleider tijdens de volgende wekelijkse afspraak.”
Mentale ondersteuning voor promovendi
Al voordat de coronapandemie de wereld in zijn greep kreeg, besloot de universiteit dat promovendi meer centrale ondersteuning konden gebruiken. Zij kunnen met hun zorgen en mentale problemen nu terecht bij counselor Stijn van Puijenbroek en psychologe Nicole van der Knaap.
Stijn van Puijenbroek is in september begonnen als counselor voor PhD- en PDEng-studenten en fungeert daarmee als een neutrale contactpersoon voor promovendi met uiteenlopende vragen en problemen. “In veel gevallen is een kort en laagdrempelig gesprek al voldoende om bepaalde zaken op een rijtje te krijgen. Waar komt mijn frustratie vandaan? Waarom voel ik me ongelukkig? Soms zijn de problemen heftig en zal ik doorverwijzen naar de psychologe Nicole van der Knaap, maar samen met iemand je gedachten structureren kan echt al helpen”, zegt Van Puijenbroek.
Promovendi die samen een kantoor, lab of koffiezetapparaat delen, vinden in elkaar ook vaak een uitlaatklep voor zorgen en frustraties. Nu ook zij al maanden veelal thuis werken, is dat dagelijkse sociale contact er in veel onderzoeksgroepen een stuk minder, is Van Puijenbroeks indruk. En dat begint zich langzamerhand te wreken. “Door vaste momenten te prikken om elkaar online te ontmoeten ondervang je dat probleem deels. En die afspraken zorgen tegelijk voor meer structuur in je werkweek.”
Weekplanning
Die structuur is extra belangrijk als je hele weken thuis aan het werk bent, benadrukt hij. “Ik adviseer vaak om een week- of zelfs dagplanning te maken waarin zowel de tijdsbesteding voor werk als privé een plek krijgen. Dat geeft houvast én afbakening. En dan op vrijdag je successen vieren en wat nog niet gelukt is doorplannen naar de volgende week.” Van Puijenbroek raadt aan om niet te lang met problemen door te lopen. “Wacht niet tot je in een crisis belandt, maar praat met een collega of maak een afspraak met mij.”
Sociale contacten zijn voor internationale studenten en promovendi, met vrienden en familie op grote afstand, sowieso al een aandachtspunt. En hoewel zij vaak al gewend zijn om veel online met hun dierbaren te communiceren, leggen internationals in deze tijd minder makkelijk ‘real life’ contact en hebben ze in Nederland geen netwerk om op terug te vallen. “Dan is het best zwaar als je familie in India zit, waar de omstandigheden nu ook moeilijk zijn, en je maakt je zorgen om je zieke oma.”
Vicieuze cirkel
Nicole van der Knaap is sinds 1 april als psychologe aangesteld om promovendi te ondersteunen. Zij benadrukt dat het zeker niet alleen internationale promovendi zijn die hulp nodig hebben. “Met name motivatieproblemen zie je ook bij Nederlandse promovendi terug. Zij ervaren thuis meer afleiding en minder structuur, waardoor het moeilijker blijkt om aan het werk te blijven.” Dat kan leiden tot een vicieuze cirkel, zegt ze. “Als je merkt dat het niet opschiet, dan levert dat stress op, en dat werkt alleen maar averechts. En achter de computer is het altijd makkelijk om afleiding te vinden om die spanning even niet meer te hoeven voelen.”
Wel hebben volgens haar met name de internationals die voor de coronapandemie nog geen tijd hebben gehad om een sociaal netwerk op te bouwen, het momenteel extra zwaar. “Neerslachtigheid ligt op de loer als je hele dagen alleen in je studio zit. Ik raad dan ook altijd aan om vooral actief contact te blijven zoeken met de mensen die je al wel kent, ook met familie en vrienden in het thuisland. Ik zie promovendi die van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat werken, maar je moet echt tijd nemen om te ontspannen en met name om te bewegen.”
De laatste weken ziet ze de mentale problemen weer toenemen, zegt de psychologe. “De aankondiging van de huidige ‘lockdown light’ leidde direct tot meer aanmeldingen. Degenen die er hoop uit hadden geput dat het weer beter ging en er meer kon, lijden nu weer aan het gedwongen thuiswerken en onzekerheid over of experimenten nog kunnen doorgaan. Die waren aan het watertrappelen en dreigen nu kopje onder te gaan.”
Ook Van der Knaap benadrukt vooral niet te wachten tot de mentale problemen verergeren. “Voorkom dat je in een neerwaartse spiraal terechtkomt en neem contact met ons op. Wij helpen je graag.”
Enquête tijdens de lockdown
Tijdens de lockdown van afgelopen voorjaar is door zeven facultaire PhD-PDEng Councils aan de TU/e een enquête uitgezet (alle faculteiten behalve Built Environment en Mechanical Engineering). Hieruit komt duidelijk naar voren dat de impact van de coronamaatregelen op de promovendi sterk afhankelijk is van de aard van hun onderzoek en dus ook per faculteit verschilt. Computer- of theoretisch werk kon vaak min of meer normaal doorgaan; bij Mathematics and Computer Science lijkt zelfs 95 procent van de promovendi weinig hinder te hebben ervaren en ook bij IE&IS gaf driekwart van de respondenten aan goed vooruit te kunnen.
Promovendi van faculteiten met veel labwerk hadden het moeilijker. Bij Chemical Engineering & Chemistry bleek slechts 15 procent geen last te hebben van de laboratoriumsluiting: driekwart gaf aan noodgedwongen te zijn uitgeweken naar andersoortige werkzaamheden - denk aan het analyseren van metingen, literatuurstudie of het maken van modellen en het schrijven van artikelen. Een klein percentage, bij Biomedical Engineering oplopend tot ruim twaalf procent, vulde in helemaal niet aan hun onderzoek te hebben kunnen werken tijdens de lockdown.
Een ander opvallend resultaat van de enquête is dat veel promovendi tijdens de lockdown beter contact hadden met hun begeleiders dan voordien. Bij Chemical Engineering & Chemistry gaf zelfs de helft aan beter contact te hebben gehad, en slechts voor tien procent was het contact er slechter op geworden. Bij geen van de onderzochte faculteiten gaf meer dan twintig procent aan dat het contact met begeleiders was verslechterd. Ook de communicatie vanuit de universiteit over de coronamaatregelen werd over de volle breedte positief gewaardeerd.
In november wordt door de Graduate School samen met de PhD-PDEng Council opnieuw een enquête uitgezet, waarin volgens dean Paul Koenraad ook naar het welzijn van de promovendi zal worden gevraagd.
Discussie