- Mensen
- 29/06/2020
“Ik bedoel het niet dramatisch, maar ik ga wel de laatste fase in”
Met pensioen na ruim drie decennia aan de TU/e
Negen pagina’s aan notities had hij ter voorbereiding op het interview gemaakt, vertelt Henk Naterop tegen het einde van zijn gesprek met Cursor. Niet dat hij ze echt nodig had; als Henk eenmaal praat, rolt het verhaal - met soms een klein zetje in een nieuwe richting - vanzelf. Deze zomer neemt hij na ruim 32 jaar afscheid van de TU/e, waar hij begon als conciërge van het Auditorium en later coördinator audiovisuele ondersteuning en teamleider van de servicemedewerkers werd.
Eerst dan maar even het onderwerp ‘krijtbord’ afvinken? Henk lacht. Het is gedurende de jaren een running gag geworden tussen hem en zijn collega’s, die graag en grijnzend naar Henk verwijzen als iemand het ook maar waagt om over krijtborden te beginnen.
De aanleiding was, jaren terug, een grootschalige en kostbare vervanging van de krijtborden in de amfi-zalen in het Auditorium, in afstemming met het interne onderwijsveld. Een vervangingsoperatie die luttele weken later voor een deel weer werd herzien nadat enkele hoogleraren en docenten volgens Henk de krijtborden bij het College van Bestuur hadden teruggeëist. “Toen ben ik een beetje door het lint gegaan; ik was echt pissed dat er zoveel geld over de balk werd gegooid. Maar het College van Bestuur beslist.” Lachend: “Daarna heb ik tegen iedereen gezegd: ‘Ik ga geen énkele discussie meer aan over krijtborden’.”
Bakker
Ooit had hij bakker willen worden, vertelt de nu 65-jarige TU/e'er. Maar al gauw kwam het besef: “Iedereen is vrij als ik moet werken. Wil ik dat de rest van mijn leven doen?”. Hij stapte over naar de grafische sector, werkte jarenlang bij een Eindhovense boekbinderij, totdat het - Henk was begin dertig - opnieuw begon te wringen.
Lees verder onder de foto.
Zijn broer werkte bij de beveiliging aan de TU/e en wist dat er een conciërge voor het Auditorium werd gezocht. De afwisseling in het werk sprak hem meteen aan, vertelt hij. “Tijdens het sollicitatiegesprek werd bovendien gezegd dat ze een conciërge zochten die niet alleen deuren kon openen en sluiten en een microfoon op een standaard kon plaatsen, maar die ook wist waar de stekker van de microfoon in moest. Daar moest ik om lachen: mijn zwager was in die tijd gitarist in een band, ik sloot elk weekend tientallen van die kabeltjes aan.”
Toch had hij ook wel wat nachten wakker gelegen van de beoogde carrièreswitch: “We hadden net een huis gekocht, ons tweede kind was net geboren, en dan maak je zo’n overstap. Ik hou van zekerheid”. Maar, zo zegt hij: “Ik wist ook dat je bij de TU/e wel héél gekke sprongen moest maken wilde je na het eerste jaar niet voor vast aangenomen worden”.
Glaasje water voor de professor
Die gekke sprongen maakte hij niet. Al was hij niet te beroerd om zich, ook als relatieve nieuwkomer, te roeren als hij vond dat iets misschien ook wel ánders kon. Het glaasje water voor hoogleraren bijvoorbeeld, dat voor aanvang van een college klaar moest staan in de onderwijszalen. “Prima dat wij zorgen voor schone glazen - maar ze kunnen als ze de zaal inlopen, met het aanrecht om de hoek, toch wel even zélf water pakken?”
Het commentaar bleef volgens Henk beperkt, “de meesten vonden het al snel niet meer dan normaal om dat zelf te doen. Maar er waren er ook een paar binnen de wat oudere garde die een beetje op hun troontje bleven zitten. Die je wel aankeken, maar in het voorbijgaan sowieso niets zeiden”. Maar bovenal proefde hij door de jaren heen dankbaarheid voor de hulp en ondersteuning die hij en zijn collega’s geven. En heeft hij in het uiterste geval van onenigheid altijd gezocht naar oplossingen of de gulden middenweg, “met oog voor de menselijke kant”.
Soms zijn docenten boos om iets anders en zijn wij de druppel
Hij vervolgt: “Ook later, als teamleider, heb ik altijd tegen de collega’s gezegd: verplaats je in degene die je helpt. Soms zijn docenten net iets later uit bed gekomen, hebben ze nog geen koffie gehad, komen ze vijf minuten voor tijd een zaal binnen, en ontploffen ze als dan nog net niet alles klaar staat. Dan zijn ze boos om iets anders en zijn wij de druppel. Dan kun je zeggen: ‘Dat hebben ze aan zichzelf te danken, dan hadden ze toch eerder kunnen komen?’. Maar dat bepalen wij niet. Als docenten een paar keer tegen zo’n situatie aanlopen, dan zien ze het vast zelf wel in.”
Dat neemt niet weg dat hij er “dwars voor gaat liggen” als hij of een collega onheus bejegend wordt. “Er zijn wel eens mensen met tranen in de ogen terug op kantoor gekomen: ‘Zoals ik nú behandeld ben…’. Dan vraag ik door wie, in welke zaal en tot hoe laat het college duurt, en ben ik er na het college bij. Dat pik ik niet.”
Reorganisatie
Een roerige tijd begon volgens Henk vlak voor de millenniumwisseling, toen de TU/e een grootscheepse reorganisatie van haar ondersteunende diensten inzette onder de noemer ‘AVA’ (Added Value Analysis). Er moest vooral efficiënter gewerkt worden, vertelt Henk, die daar naar eigen zeggen trouwens niet zo van opkeek: “Ik kwam uit het bedrijfsleven en heb hier de eerste drie maanden echt moeten wennen. Mensen waarschuwden al snel: ‘Als je op dit tempo blijft lopen, hou je het hier niet vol”.
Henk en zijn collega’s, tot dat moment onderdeel van Dienst Interne Zaken, werden ondergebracht binnen het nieuwe Facilitair Bedrijf. De conciërges en audiovisuele technici van de universiteit werden samengevoegd; de servicemedewerker werd geboren. “Voor ons was het een uitstapje; wij moesten ook audiovisuele techniek gaan leren. Maar de AV-mensen die ook conciërgetaken moesten gaan doen, zagen het als een degradatie.”
Na enkele jaren van schuiven met taken en met - en door - mensen kwam er weer rust in de tent, blikt hij terug. Dienst Interne Zaken kwam terug, met Martin Boers aan het hoofd, en op een zeker moment werd een nieuwe teamleider voor de servicemedewerkers gezocht. “Mijn collega’s zeiden: ‘Jij moet dat gaan doen’. Ik vond het leuk dat ze dat zeiden, maar ook lastig, omdat ik in die positie niet meer hun collega, maar leidinggevende zou zijn.”
Maar hij solliciteerde, werd aangenomen en werkte zodoende de afgelopen negentien jaar als coördinator audiovisuele ondersteuning en teamleider servicemedewerkers. Het leidinggeven was wennen, bekent hij. “Daarin heb ik wel wat zelfvertrouwen moeten opbouwen, onder meer door middel van interne trainingen”. Wat hem ook heeft geholpen, denkt Henk: “Het menselijke heeft er bij mij altijd wel in gezeten, net als eerlijkheid. Als ik ooit de indruk had dat mensen niet helemaal open waren naar elkaar, dan zette ik ze bij elkaar en kwamen we er met één of twee gesprekken altijd wel uit”.
Daarbij: “Ik draag de verantwoordelijkheid en neem uiteindelijk de beslissingen. Maar soms moet je ook gewoon erkennen dat je iets verkeerd hebt ingeschat en aangepakt. En dat spreek ik dan ook uit: ‘Bert, Hans, wie dan ook - je had gelijk toen’”.
Lees verder onder de foto.
Digitalisering
Een recentere uitdaging was de digitalisering van het Auditorium vanaf 2012, die onder meer heeft opgeleverd dat beeld en geluid tussen alle zalen kon worden ‘doorgelust’. Zo konden studenten bij grootschalige colleges nu vanuit de ene zaal een college in een andere zaal volgen; een mogelijkheid die in het onderwijs inmiddels is vervangen door het streamen en opnemen van colleges. De doorlus-optie wordt nog altijd dankbaar gebruikt door onder andere Studium Generale, dat daarmee toch zijn hele publiek kan bedienen bij bijvoorbeeld een onverwachts hoge opkomst bij een lezing.
Sinds twee jaar is ook de dienst Information Management & Service (IMS) nadrukkelijk bij de audiovisuele ondersteuning betrokken, schetst Henk, “ook omdat ik binnen Dienst Interne Zaken had aangegeven: ‘Ik kan dit niet meer alleen behappen’”. Vanuit het Auditorium (“toch wel een beetje mijn kindje”) was zijn verantwoordelijkheid voor de audiovisuele voorzieningen in de loop der jaren uitgegroeid naar in totaal 12 gebouwen met opgeteld 85 onderwijszalen. “Dat werd te veel, ik liep op een gegeven moment tegen een burn-out aan.”
Sinds 2018 zijn daarom verschillende taken gefaseerd overgeheveld naar IMS. Een andere afdeling, maar haar eigen cultuur, benadering en aanpak, “dat was wennen”. Maar met de nodige gesprekken, een open houding en de ander “een paar keer het hoofd laten stoten” komen de partijen er wel, stelt Henk. “Laten we in godsnaam met elkaar regelen dat het onderwijs en onderzoek worden ondersteund zoals ze dat gewend zijn en zoals het hoort.”
Zelf is hij intussen langzaam aan het afbouwen, taken aan het overdragen, instructies op papier aan het zetten. “Dan heb ik het gevoel dat ik het straks netjes achterlaat bij een goed en redelijk zelfsturend team.” Zijn functie wordt na zijn vertrek namelijk niet meteen opnieuw ingevuld, vertelt Henk, “in afwachting van ontwikkelingen binnen DIZ”.
Natte voeten
Hij verwacht dat hij de deur na de zomer niettemin met een gerust hart achter zich dicht zal trekken, “al zullen ze vast nog wel een keer natte voeten krijgen straks”. Wat hij zijn team vooral hoopt mee te geven, is dat elk onderdeel, elke klant, elk evenement zijn eigen benadering en service vraagt: “Niet alleen technisch, maar ook in menselijk opzicht”.
Op een gegeven moment heb je wel genoeg veranderingen, golfbewegingen en leidinggevenden meegemaakt
De medewerkers worden op die flexibiliteit geselecteerd, vertelt hij, net als op hun stressbestendigheid. Vaak genoeg is hem, zeker in penibele situaties, gevraagd hoe hij zo rustig kon blijven, “terwijl in mijn hoofd alles op hoogspanning draaide. Ik heb altijd geprobeerd om juist dan mensen gerust te stellen; als jij zenuwachtig overkomt, maak je het voor de klant alleen maar erger”.
En, zo vervolgt hij, “je moet snel kunnen schakelen. Ik kijk altijd een stap verder, probeer te overzien wat de consequentie is van een beslissing die ik nog moet nemen. De telefoon staat intussen altijd roodgloeiend en er zit altijd een dikke bult in de mailbox. Daar leer je mee omgaan, maar je staat daardoor wel altijd ‘aan’.”
Sinds hij besloot om een klein jaar eerder te stoppen (op 14 september van dit jaar in plaats van op 18 augustus 2021), is hij langzaam alvast wat gaan ‘uitschakelen’, vertelt Henk. Hij bekent: “Ik ben er ook wel een beetje klaar mee. Op een gegeven moment heb je wel genoeg veranderingen, golfbewegingen en leidinggevenden meegemaakt.” Bovendien: “Ik ben 65, ben nu nog gezond - terwijl ik om me heen ook wel mensen op jongere leeftijd heb zien wegvallen. Ja, daar hebben we samen wel over gepraat hier thuis.”
Lees verder onder de foto.
Weg tussen zes plankjes
‘Thuis’ is een tweekapper in Veldhoven, het vroegere kerkdorp Veldhoven-Dorp om precies te zijn, waar Henk naar eigen zeggen nooit meer weggaat - “behalve tussen zes plankjes”. Van waaruit hij geniet van zijn gezin, van zijn twee kleinkinderen van zeven en elf, van fietstochtjes door de regionale natuur. Ook klust en boent hij in zijn garage graag wat aan auto’s, zoals de Toyota Starlets van zijn vrouw en dochter. Muziek aan, geen haast, “daarin kan ik echt mijn ei kwijt”.
De vriendelijke hints van anderen, die polsten of een functie als pedel of tentamensurveillant aan de TU/e straks niet ook iets voor hem zou zijn, legt hij voorlopig nog even naast zich neer. “Ik duik echt niet achter de geraniums, maar eerst ga ik even ‘uit’. En pas weer ‘aan’ op mijn manier en mijn moment.”
Hij besluit: “Ik bedoel het niet dramatisch, maar ik ga nu, met mijn pensioen, wel de laatste fase in. Dat gaat soms wel door mijn hoofd, ja. Maar alles bij elkaar vind ik het wel goed. Na vijftig jaar werken heb ik mijn steentje aan de maatschappij wel bijgedragen, dacht ik zo.”
Discussie