“Winnen van de weegschaal stilde mijn zucht naar perfectie”
“Mijn leven bestond uit twee S’en: sport en school. Nu heb ik drie S’en: sport, school en sociaal.” De trotse glimlach op Toos' bolle toet verraadt haar vervolmaakte renaissance; ze heeft haar eetstoornis achter de horizon gelaten. Na jaren van ‘rennen, springen, vliegen, duiken, vallen, opstaan en weer doorgaan' leidt de TU/e-studente Mechanical Engineering een leven van ‘zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder’. Het hypersportieve meisje dat droomde van het boerenleven en in de winter tegen een grote koe sliep om het warm te krijgen, staat zichzelf weer toe te genieten. Toos van Gool geniet van haar studie en het behaaglijke dorpsleven, en sport niet alleen meer om pijn en zorgen te verdrijven.
Eigenlijk is alles veranderd voor Toos. “Nu vind ik het leuk om te horen, maar vier jaar geleden had een compliment als ‘gezonde bolle toet’ me meteen een moeilijk moment opgeleverd. Ik vond dat ik het niet verdiende om er goed uit te zien. Het was één van mijn vele regeltjes tijdens mijn ziekte: het moest koud zijn in huis, de douche mocht niet warmer dan 28 graden… je kunt het zo gek niet bedenken.” Tussen haar tiende en achttiende levensjaar heeft Toos een bittere tweestrijd uitgevochten met de veroorzakers van haar eetstoornis: een overdreven zin voor perfectie en een fixatie op regeltjes.
Toos van Gool | Masters Mechanical Engineering en Systems & Control | Hooge Mierde | Hardlopen | Wielrennen | HMVV Dames 1 | E.S.Z.V.V. Totelos | 22 jaar
Aanleiding voor haar eetstoornis was een standaard GGD-check op de basisschool in Hooge Mierde. “Ik was tien jaar oud en de GGD-medewerker zei dat ik twee kilo teveel woog voor m’n lengte. Door mijn onzekerheid en perfectionisme wilde ik die twee kilo kwijt. Eenmaal op mijn streefgewicht aanbeland, bouwde ik wat buffer in, zodat ik met Sinterklaas pepernoten kon peuzelen. Het moment dat ik mezelf weer toestond om te snoepen, schortte ik echter steeds verder op, bang om mijn streefgewicht opnieuw te overschrijden. In slechts vier maanden tijd had ik op obsessieve wijze een ongezond ondergewicht gecreëerd.”
Lees verder onder de foto.
Toos spreekt eerlijk en eloquent over haar eetstoornis. Een decennium van zelfreflectie heeft echter niet al haar vragen beantwoord. Af en toe twijfelt ze nog over wat haar echt is overkomen. Soms moet ze een eerlijk ‘Ik weet het eigenlijk niet’ verkopen. “Ik ervaarde mijn gesteldheid niet meteen als een eetstoornis. Voor mij was het een spel; ik zat in een gamezone. Winnen van de weegschaal stilde mijn zucht naar perfectie en gaf me een voldaan gevoel. Het had niets met mijn uiterlijk te maken, ik vond mezelf nooit te dik. Calorieën kende ik niet eens: als een appel meer woog dan een Mars, dan snoepte ik een Mars.”
Vier boterhammen zijn vier boterhammen - en dus geen broodje of pistoletje
“Sterker nog, ik hield juist van eten. Bij mijn oma at ik borden met champignonsoep. Volgens mij had ik meer last van dwang dan van een eetstoornis. Als een diëtiste mij een lijst gaf van wat ik moest eten, dan hield ik me daar strikt aan. Zodra ik daar iets aan moest veranderen, kon ik daar niet mee omgaan. Vier boterhammen zijn vier boterhammen - en dus geen broodje of pistoletje. Ik had een soort autistische fixatie. Hoewel mijn streefgewicht in de puberteit natuurlijk was toegenomen, wilde ik iedere keer terug naar het streefgewicht van de GGD-check.”
“Daarom denk ik wel eens: hadden ze destijds maar tegen me gezegd ‘Toos, stel je niet aan, vergeet dat streefgewicht en nu weer eten’. Dan was het wellicht anders gelopen. Ik heb natuurlijk wel gelogen over niet eten en was bewust bezig met afvallen, maar ik heb nooit een vinger in mijn keel gestoken en thuis bleef ik netjes mijn bord leeg eten. Ook was ik in het begin niet bezig met trucjes of eten compenseren, zoals veel meiden in de eetklinieken deden. Juist in de eetklinieken heb ik slechte dingen geleerd, dat je van eten een koehandel kon maken. Dat je eten kunt compenseren met sporten.”
Lees verder onder de foto.
Compenseren was voor Toos een eitje geweest. Hoewel ze oogt als een fris lente-twijgje van één meter vijfenveertig, bezit ze de oerkracht van een reuzensequoia. De enige limiet op haar sportactiviteiten was het aantal uren in een dag. Blessures of vermoeidheid hebben nooit bestaan. “Als kind was ik altijd buiten: schaatsen of ijshockey spelen op het Zwartven, met de fiets crossen in de bossen en natuurlijk voetballen bij HMVV. Ik was zelfs door de KNVB gescout, maar door alle kliniekopnames kon ik me moeilijk bewijzen.” Daarnaast maakt ze wielertochten door de Kempen, zaalvoetbalt ze bij E.S.Z.V.V. Totelos en loopt ze dagelijks hard: minimaal een halve marathon per week.
Wees dus niet verbaasd als je ooit de naam Toos van Gool in een medisch handboek vindt. Zoek niet in de inhoudsopgave onder ‘sportverslaving’, maar bij het ‘trotseren van medische wetten’. Terwijl haar lichaam smeekte en smachtte naar herstel, ging Toos door met haar energie-explosies. In natuurgebied Het Beleven kon je een pezige, hoekige jogger zien met een uitstekende ribbenkast en zichtbare sleutelbeentjes; bijna een bewegend lichaamsdiagram. Ze is de ongekroonde koningin van de pijnverdrijving. “Het was een van mijn regeltjes: minimaal drie uur per dag bewegen. Sport was tijdens mijn ziekte zowel mijn houvast als iets wat me kapotmaakte. Het belemmerde mijn herstel, maar bood me tegelijkertijd afleiding tijdens periodes van diepe depressie. Uiteindelijk hebben sport en studie me gered, en me die derde ‘S’ gegeven.”
Vanaf de TU/e-intro dacht ik meteen: ‘Zo kan het leven dus ook zijn’
Dankzij haar perfectionisme wist Toos zich op het vwo prima staande te houden “Toen ik niets at, gaf school me veel voldoening, omdat ik daarin kon uitblinken. Gelukkig hebben mijn kinderarts en het Pius X College me enorm geholpen tijdens mijn kliniekopnames, want ik wilde graag studeren. Ik zag de TU/e als een nieuwe kans. De week voor mijn opleiding zat ik twee ons onder wat men een medisch verantwoord gewicht vindt en wilden ze me eigenlijk niet laten beginnen. Maar toen zei ik: ‘Hier heb ik zo hard voor gewerkt, dit pakken jullie me niet af!’. Ze hebben me het voordeel van de twijfel gegeven en ik ben met Werktuigbouwkunde begonnen.”
Het universiteitsleven bracht Toos een impuls om tot een blijvend herstel te komen. “Vanaf de TU/e-intro dacht ik meteen: ‘Zo kan het leven dus ook zijn’. Het is prachtig hoe mensen hier met elkaar omgaan. Ik voelde me altijd anders dan anderen, maar hier voel ik acceptatie om wie ik ben. Ze kijken niet enkel naar mijn lengte of rare eigenschappen. Ik voelde me positief en nam toen de beslissing dat ik nog harder voor mijn herstel wilde werken en wilde aankomen, zodat ik iedere dag een rondje kan hardlopen. Dat is me zover gelukt en sindsdien ben ik ook gestopt met mijn rare dwangbewegingen, zoals het obsessief op en neer gaan met mijn benen."
Lees verder onder de foto.
Een andere impuls kwam uit het Studentensportcentrum (SSC). “Kenmerkend was sportdocente Lara Hofstra; zij was de eerste die niet tegen me zei dat ik minder moest sporten, maar me juist motiveerde. Dat voelde zo goed! Aanvankelijk was ik wel wat voorzichtig op het SSC; ik was bang dat als ik ging fitnessen of squashen, dat ik het vervolgens dwangmatig iedere week moest doen en zou terugvallen in oude gewoontes. Maar het voelde goed, mijn somberheid nam snel af en ik voelde me steeds gelukkiger. Bij Totelos ging ik zelfs mee op wintersport - mijn eerste vakantie zonder mijn ouders.”
Sporten is Toos’ grote liefde gebleven, maar niet meer met de dwangmatigheid van tijdens haar eetstoornis. “Mijn lichaam heeft een bepaalde hoeveelheid endorfine nodig, maar ik hoef niet meer per se dagelijks drie uur te bewegen en kan alles prima relativeren. In een wedstrijd geef ik nog steeds alles, maar ik zoek fysiek niet meer de grens op. Soms sport ik graag alleen, maar ik vind het ook leuk om met mijn moeder een stukje te joggen. Als ik echt mijn energie kwijt wil, dan sport ik liever alleen of met mensen die iets sneller zijn dan ik - zoals met de loopgroep tijdens mijn semester in San Francisco. Bij voetbal en zaalvoetbal is, naast het competitieve, de gezelligheid heel belangrijk.”
Als een relatie stuk zou lopen, betekent dat meteen een harde klap. Daarnaast: welke jongen wil nou een smurf?
De gewichtsworsteling is grotendeels verleden tijd. “Ik sta nog nauwelijks op een weegschaal. Zolang ik prima in mijn kleren pas, maakt het me niets uit. Mijn eetpatroon is normaal; ik eet op verjaardagsfeestjes gewoon taart zonder schuldgevoel. Bij persoonlijke tegenvallers ben ik wel waakzaam; ik moet dan oppassen dat ik niet onder een bepaald gewicht kom, want dan ga ik wellicht mijn gedrag weer aanpassen. Daarom ben ik bijvoorbeeld nog voorzichtig met relaties. Als dat stuk zou lopen, betekent dat meteen een harde klap. Daarnaast: welke jongen wil nou een smurf?”, zegt Toos lachend.
De focus ligt momenteel geheel op studie en sport. “Ik doe twee masters en sta voorlopig cum laude. Wat daarna komt, weet ik het nog niet.” Wat wél zo goed als zeker is, dat ze in Hooge Mierde blijft - de plek waarnaar ze steeds terugkeerde. Het zal de titel voor Toos’ toekomstige (auto)biografie zijn; ‘Terug naar Hooge Mierde’, met als ondertitel ‘Tegen den draod in gaan.’ “Het is een leuk dorp. Ik heb even in Eindhoven op kamers gewoond, maar ik miste Hooge Mierde toch iets teveel. De vrijheid die ik thuis ervaar, is anders dan een studentenkamertje driehoog. Daarbij vind ik het fijn dat mijn familie in een straal van een paar kilometer van me woont.”
Of toch nog die meisjesdroom van boerin worden? “Toen mijn vader zijn boerenbedrijf verkocht, zei ik ‘Dan word ik arts en trouw ik mé un boer’, maar Boer zoekt Vrouw vind ik een kansloos programma. Maar ik kan ook actrice worden voor kinderseries, want ik mag namelijk wel fulltime werken en kinderen niet”, zegt ze lachend.
Raymond Starke werkt bij het Studentensportcentrum van de TU/e, te midden van ruim dertienduizend sportkaarthouders die er frequent (of soms wat minder frequent) hun sportieve hart komen ophalen. Voor Cursor interviewt hij elke vier weken een student of medewerker over ‘de schoonheid en troost van de sport’.
Discussie