Van Dino, de daadkracht en het doel: de Mount Everest
Op 8 april 2018 flitst op de Erasmusbrug een bliksemschicht voorbij. Een innemende, kale, flamboyante student met een trouwe twinkeling in zijn ogen en een eeuwige zin tot overdrijven. Achteloos raffelt hij de Rotterdamse marathon af in 3u10m: Dino Verhoef. Een voornaam die raast als een raceauto. Een voornaam voor een popidool. Een voornaam gekozen door zijn onlangs overleden vader: Stanley Verhoef. “Mijn vader wilde me eigenlijk Enzo noemen, maar aangezien ‘enzo’ ook mijn moeder’s stopwoordje is, vreesde hij voor een ongemakkelijke opvoeding. Toen koos hij voor Dino, de zoon van Enzo Ferrari. Leuke naam én een goed verhaal, toch? Daarbij hadden we thuis het motto: als het niet Italiaans is, is het troep.”
Wellicht dat Dino daarom net een Italiaanse bol met zalm heeft besteld en zich kleedt als een 21-eeuwse ‘Don Giovanni’. Praten met een halfvolle mond blijkt geen belemmering te zijn voor een goed gesprek. Zijn rapheid van tong benadert namelijk de 182pk van de ‘Dino Ferrari 206GT’. “Als je opgroeit onder de rook van Amsterdam, leer je vanzelf hard schreeuwen, aandacht trekken en je mannetje staan. Je moet een haantje zijn. In Eindhoven heerst een iets andere cultuur. Mensen vinden soms dat ik een grote mond heb. Bij evaluaties in projectgroepen kreeg ik wel eens de feedback dat ‘andere mensen soms ook wat willen zeggen’. Dan zei ik: ‘Ja? Ze hebben toch ook een mond?’.”
Dino Verhoef | Trailrunner en hardloper | Master Manufucturing Systems and Engineering | E.S.R. Thêta | E.S.A.V. Asterix | Rhetoricadispuut Tau | Baliemedewerker Studentensportcentrum Eindhoven
De kleine Dino was het jochie dat graag de uiterste lijntjes in zijn kleurboeken opzocht. De leerling tegen wie de juf dagelijks zei: ‘zit stil!’. Op de basisschool kon hij zijn grote geestdrift niet kwijt; zonder enige inspanning scoorde hij deftige cijfers. Om zijn enorme energieoverschot voor bedtijd op te branden, ging hij vijf tot zes maal per week sporten. “Mijn ouders waren niet specifiek sportief, maar ze hebben me wel verplicht op reddingszwemmen en judo gedaan. Oh, en op voetbal. Voor m’n vijfde verjaardag wilde ik enkel een voetbal. Toen ik in de woonkamer mijn moeders vazen aan diggelen schoot, hebben ze me snel bij voetbalclub Legmeervogels ingeschreven.”
In Dino’s sportbeoefening speelde zijn vader altijd een rol. Hij leerde zijn zoon alles over de schoonheid van sport en de afgelopen jaren onbedoeld alles over de troost die het kan bieden. “Mijn vader had de gezellige gewoonte om alle sporten samen te beoefenen. Ging ik judoën, ging hij judoën. Ging ik tennissen, ging hij tennissen.” De motorsport was de enige discipline waarin Dino zijn vader is gevolgd. “Mijn vader was boekhouder, eigenlijk best saai. Maar op de motor gingen alle remmen los en heeft hij meerdere rijbewijzen tijdelijk moeten inleveren. Voor mijn achttiende verjaardag deed hij mij een motor cadeau, zodat hij er tachtig procent van de tijd op kon rijden”, lacht Dino. “Opgroeien in Uithoorn was leuk; het was buiten spelen en lekker sporten. Wat wil je nog meer?”
Mijn stapdagen waren een sociale schijnvertoning
Het begin van zijn TU/e-bestaan begon beheerst, maar in het tweede studiejaar onderging Dino het klassieke kantelmoment. Het aloude verhaal van de sportieve student die langzaam zijn geboortegrond loslaat, Stratum ontdekt en een roestiger sportbestaan accepteert. “Op mijn negentiende had ik genoeg van het pendelen naar Uithoorn. Ik had een seizoenkaart bij Feyenoord, was actief bij E.S.R. Thêta en druk met studeren. Het werd teveel; ik heb voetbal gedumpt en stopte met actief roeien. Ik was nog wel coach bij Thêta, maar verder ging ik vaak uit en genoot ik van het studentenleven.”
Dino’s kroegleven kreeg een ongewilde impuls na het nieuws dat zijn vader aan kanker leed. Het Stratumseind veranderde van een plek voor vertier in een uitlaatklep. In de bar danste een Thêta-geel geklede bliksemschicht. De pijn en zorgen over zijn vader kwamen niet voorbij de uitsmijter. “In de kroeg hoefde ik niet na te denken en de stap naar de kroeg was snel gezet. Ik ben een sociaal persoon en er was altijd wel iemand die vroeg: ‘Wat doe je vanavond?’. Op maandag barhangen bij Thêta, doordeweeks stappen op Stratum en in het weekend met de vriendengroep op pad. Ik heb geen spijt van die stapdagen, maar het was een sociale schijnvertoning. Ik verplaatste mijn emoties naar de ‘achterkant’, die er vervolgens uitkwamen als ik alleen was. Ik haalde geen studiepunten meer en lag uren in bed te janken.”
Door zijn overdreven feestgedrag en overweldigende wil om zijn emoties te camoufleren, belandde Dino in een doodlopende straat, waarin hij definitief leek te verdwalen. Uiteindelijk brachten een Thêta-bestuursjaar en moederlijk advies hem weer op een doorgaand pad. Uit een onzekere braniemaker ontpopte zich een volwassen man. “Ik zat in een enorm goed bestuur, die lieten me geen verstoppertje meer spelen. Ik moest gewoon actief zijn en verantwoordelijkheid nemen. Mijn moeder adviseerde me naar de TU/e-psycholoog te gaan. Ik weet niet meer welke vragen hij stelde, maar voor het eerst huilde ik een half uur in het bijzijn van een ander. Het voelde enorm geruststellend. Vanaf dat moment sprak ik open over mijn emoties.”
Meteen na zijn bestuursjaar ontving Dino het bericht dat zijn vader ongeneeslijk ziek was verklaard. Een nieuwe mokerslag. De nieuwe Dino 2.0 met 200pk aan dapperheid liet echter de kroeg links liggen en maakte de stap naar het Studentensportcentrum. “Na mijn bestuursjaar was ik echt dik, daarom ging ik fitnessen en bij E.S.V.V. Pusphaira voetballen. De kilo’s verdwenen en ik zat steeds lekkerder in mijn vel. Helaas liep ik allerlei blessures op en moest ik hardlopen om te herstellen. Tijdens een dienst achter de SSC-infobalie sprak medestudent Michiel de Vries, die ik nog kende uit de kroeg, me aan: ‘Ik zie je altijd hardlopen en wil de halve marathon van Eindhoven 2016 doen. Doe je mee?’." Het was de trigger voor een hardloopcarrière.
De wereld wil je doen geloven dat veel dingen belangrijk zijn. Dat zijn ze ook, maar niet allemaal voor jou
Door zijn ongeremde zin voor overdrijven trainde Dino al snel zes keer per week. Alles volgens zijn filosofie en strakke schema’s. Hij raakte verslaafd aan het hardlopen. Was dit ook vluchtgedrag? “Tuurlijk!” - maar deze keer kwam het volgens Dino voort uit een bewuste keuze voor zichzelf: “De allemansvriend van vroeger bestaat niet meer. Ik heb heel vaak ‘ja’ gezegd tegen dingen die ik niet wilde. Nu zet ik mezelf op nummer één en spreek ik af met mensen die ik graag wil zien. Toen jij me vroeg voor dit interview, dacht ik: ‘Een mooi moment voor zelfreflectie, is goed voor me’ - daarom zei ik ja.”
“Zo weeg ik alles af: relaties, werk, sporten, uitgaan. Het klinkt egoïstisch, maar het is zelfbescherming. Het betekent zeker niet dat ik anderen niet wil helpen, maar het hardlopen biedt mij zoveel dat ik er dingen voor opzij zet. Tijdens het rennen denk ik over van alles na: mijn dagindeling, toekomstplannen, mijn hardlooptechniek… het is een reset-momentje. Achter mijn bureau gun ik mezelf niet een uur om naar buiten starend een beslissing te nemen. Met hardlopen doe ik dat wel en ben ik na afloop met veel minder dingen bezig. De wereld wil je doen geloven dat veel dingen belangrijk zijn. Dat zijn ze ook wel, maar niet allemaal voor jou.”
Hardlopen bood natuurlijk ook de ultieme afleiding tijdens de ziekte van zijn vader. Af en toe kon hij alles vergeten, maar af en toe leek de dood mee te slenteren in de berm. “Mijn vaders ziekte veranderde langzaam in een constante factor, maar bij ieder slecht nieuws kreeg ik opnieuw een klap. De remedie was om steeds meer te hardlopen, zeker omdat de klappen steeds harder aankwamen. De ene keer was ik een uur huilend aan het hardlopen, de andere keer kon ik juist alles even verzetten. Beide gevallen zijn goed. Niet opkroppen, maar loslaten. Soms betekende het dat het een slechte training werd, maar dat was ook oké.”
Waar andere hardlopers voldoening halen uit het lopen zelf, kijkt Dino vooral naar het resultaat. Wat levert een sessie hem op? “Hardlopen is eigenlijk vaak niet leuk. Trainen is eigenlijk niets aan. Je doet jezelf regelmatig pijn en trainingen zijn heel lang, zeker zonder intervallen. In het bos maak je gelukkig nog eens een bochtje, maar in de stad is het dodelijk saai. Daarbij train je vaak in je eentje, wat mentaal zwaar is. De beloning komt pas als je een persoonlijk record in een wedstrijd loopt of beter presteert dan verwacht. Tuurlijk, heel het proces is interessant, maar voor mij gaat het uiteindelijk altijd om het resultaat. Hoe het geregeld wordt maakt me niet uit.”
Ik ben nooit tevreden als het om hardlopen gaat, ik ben constant bezig met een volgend doel
Op 14 maart 2018 overleed Stanley Verhoef. “Het is goed zo, hij heeft geen pijn meer. Ik mis hem wel heel erg, maar ik heb tweeënhalf jaar afscheid mogen nemen en nog mooie herinneringen kunnen opbouwen. Een mooi souvenir was de roeitocht van honderd kilometer met mijn dispuutsgenoten om vijfduizend euro op te halen voor KWF Kankerbestrijding. Papa stond als supporter aan de kant.”
Dino’s blik is nu op de toekomst gericht, ook wat betreft het hardlopen. De toptijd in de Rotterdamse marathon is voor Dino pas het begin. “Ik ben nooit tevreden als het om hardlopen gaat, ik ben constant bezig met een volgend doel. Het behalen van ultieme prestaties, grenzen verleggen en risico’s nemen drijfven mij voort. Komende zomer doe ik een trailrun van 57 kilometer op de Mont Blanc. De ambitie is uitlopen en een klassering bij de beste tien procent. In december volgt de marathon van Valencia en dan de ‘Zestig van Texel’. Op m’n dertigste loop ik de ‘Marathon des Sables’ in de Sahara en op mijn veertigste ga ik de Mount Everest beklimmen. Schrijf dat maar op: ik sta gewoon bovenop de Mount Everest”, zegt hij met een ondeugende twinkeling in zijn ogen en met zin voor overdrijving.
Maar twijfel niet aan Dino’s vastberadenheid. Je weet nooit wanneer een bliksemschicht inslaat, behalve in 2033 op de Mount Everest.
Raymond Starke werkt bij het Studentensportcentrum van de TU/e, te midden van ruim dertienduizend sportkaarthouders die er frequent (of soms wat minder frequent) hun sportieve hart komen ophalen. Voor Cursor interviewt hij elke vier weken een student of medewerker over ‘de schoonheid en troost van de sport’.
Foto bovenaan: Bart van Overbeeke
Discussie