UR | Wat leverden de basisbeursgelden ons op?
Een aantal weken geleden kondigde het nieuwe kabinet het al aan: de basisbeurs komt terug. Iets waarvoor in medezeggenschapsland hard is gelobbyd. De compensatie voor degenen die door het afschaffen van de beurs jarenlang zijn gedupeerd, biedt niet echt veel troost. Laten we daarom eens kijken naar wat er de afgelopen jaren met het geld is gebeurd dat door die afschaffing is vrijgekomen. Is dit het waard geweest?
Even in het kort: het geld dat voorheen werd uitgekeerd in de vorm van basisbeurzen, wordt sinds 2015 - toen het leenstelsel werd geïntroduceerd - geïnvesteerd in de kwaliteit van het onderwijs en valt onder de noemer ‘studievoorschotsmiddelen’. Het gaat om miljoenen per instelling, maar wat ermee gebeurt en hoeveel inspraak studenten daarop hebben, verschilt enorm per universiteit of hogeschool.
In 2020 deed de NOS een onderzoek naar wat over het algemeen gebeurde met dit geld. De NOS legde bijvoorbeeld uit dat dit geld op sommige instellingen naar stopcontacten en duurzame broodjes ging. Een geluid dat het ongenoegen van studenten over hun oplopende studieschuld alleen maar aanwakkerde, ook hier in Eindhoven. Maar nadat ik bij de universiteitsraad voorzitter ben geweest van de commissie Kwaliteitsafspraken is mijn ongenoegen een klein beetje afgenomen.
Aan de TU/e worden die middelen in stijl besteed, namelijk aan innovaties in het onderwijs. Dit houdt onder meer in dat onze docenten een beroep kunnen doen op dit geld met een plan voor onderwijsverbetering. Dit moet in een aantal thema’s passen, zoals bijvoorbeeld digitalisering of Challenge Based Learning (CBL). Vervolgens worden deze verzoeken besproken in klankbordgroepen, specifiek voor die thema’s, en als laatste binnen de commissie Kwaliteitsafspraken.
Hier worden kritische vragen gesteld en het voorstel wordt uiteindelijk goed- of afgekeurd. Na een jaar deze voorstellen te hebben gezien, kan ik concluderen dat dit geld ervoor zorgt dat er geëxperimenteerd wordt met onderwijsvormen en dat kennis hierover wordt gedeeld tussen de faculteiten. Dit geld zorgt uiteindelijk voor tijd, ruimte en reflectie. En door het op deze manier op te splitsen hebben meer studenten profijt van ‘hun’ geld en geloof ik ook echt dat het uiteindelijk zal leiden tot betere engineers.
Maar ik ben ook nog kritisch, want of dit nou echt is wat studenten willen, valt te betwisten. Daarnaast kosten innovaties tijd, dus de student die in 2015 is begonnen en vervolgens nominaal z’n bachelor heeft afgerond, heeft nauwelijks profijt gehad van hetgeen dit geld heeft opgeleverd of gaat opleveren. Ook is de verdeling per faculteit niet helemaal eerlijk; sommige faculteiten hebben vanwege hoge werkdruk minder tijd om aanvragen te doen, iets waar je als student nauwelijks invloed op kunt uitoefenen.
Ook is de zichtbaarheid van deze subsidies niet erg groot. Als student kun bijvoorbeeld ook zo’n aanvraag indienen - ik heb dit zelf al twee keer gedaan, zoals voor een vak voor studentbestuurders, maar begeleiding voor studenten om zoiets op te zetten ontbreekt. Het goede nieuws: daar wordt aan gewerkt, dus blijf opletten!
Ik wil deze column afsluiten met een quote die ik wel eens aanhaal als ik met vrienden over dit onderwerp praat: ‘In Eindhoven gebeuren er wel echt goeie dingen met dit geld’. Ik denk dat op de lange termijn dit geld zeker veel gaat betekenen voor onze universiteit en dat vooral studenten die hier nu van start gaan, er veel profijt van zullen hebben.
Of ik hier over een paar jaar nog steeds zo over denk als ik mijn studieschuld van 40.000 euro moet gaan terugbetalen en geen huis kan kopen, weet ik nog niet. Daarom zul je mij op zaterdag 5 februari ook tegenkomen op het Museumplein tijdens het compensatieprotest.
Hoofdfoto | Andrii Yalansskyi / Shutterstock
Discussie