Tussen de oren | Zwart gat
Op een nacht zaten de eekhoorn en de mier in de hoge beuk. Het was al laat, maar de hemel was helder en er flonkerden duizenden sterren. “Daar zou ik graag eens naar toe willen reizen”, zei de mier. “Niet naar het licht, maar naar het donker tussen de sterren.”
“Naar het donker tussen de sterren”, dacht de eekhoorn stilletjes, “is dat niet erg ver en erg leeg?”.
“Juist in het donker ligt een wereld te ontdekken”, ging mier onvermoeid door. “Daar zijn zwarte gaten, daar ligt het grootste mysterie.”
De eekhoorn probeerde na te denken over mysteries en zwarte gaten. In zijn hoofd bleef het leeg; hij werd er een beetje draaierig van. “Wat is er zo boeiend aan een zwart gat? Is ons bos niet eindeloos veel mooier, de bladeren, hoe het maanlicht erop valt en hoe het ruist als alle dieren stil zijn?”
“Ja, dit is mooi”, zei de mier, “maar in het heelal ligt het antwoord op het begin en eind van alle dingen.” “Misschien als je kon vliegen als uil”, opperde eekhoorn, “dan zou je er wat dichter bij kunnen komen en een glimp opvangen op een heldere nacht als vandaag” - een glimp, dat vond eekhoorn wel mooi, en het klonk ook niet zo zwart als dat donker achter de sterrennacht.
“Nee, dat gaat niet”, zei de mier, “het is veel te ver, en kwam je er dichtbij dan verdween je erin, om nooit meer terug te keren. Over zwarte gaten leer je alleen meer door er heel goed over na te denken. Dat kunnen alleen de echt grote geesten. Zij zeggen dat zo’n gat heel zwaar is en eindeloos donker, alles verdwijnt erin, maar op de rand moet je alles wat erin verdwenen is nog kunnen zien.”
Het bleef even stil. De eekhoorn deed enorm zijn best, hij probeerde te denken aan gaten, zwaarte, grote geesten, maar zijn gedachten wilden maar geen vorm vatten. Ze vervlogen, licht en vluchtig. “Mijn brein”, dacht hij, “dat is ook een mysterie”. Maar het leek hem beter hierover te zwijgen.
Samen keken mier en eekhoorn naar het donker tussen de sterren. Daar, in het zwartste stukje leek het even op te lichten met een warme gloed. “Daar verdwijnt iets voor altijd”, zuchtte mier. Toen bleef het stil. Mier dacht aan wat vervlogen was. Eekhoorn hield zich vast aan het idee dat ook dit een afdruk voor altijd zou nalaten.
Ter gedachtenis aan Stephen Hawking en met dank aan Toon Tellegen.
Yvonne de Kort, hoogleraar Omgevingspsychologie bij Human-Technology Interaction
Discussie