TUssen de oren | Wintertijd - hoop in donkere dagen
Dit weekeinde mocht de klok een uur terug. We kunnen nu ’s morgens nog even in daglicht naar de universiteit en hoeven naar ons gevoel wat minder vroeg uit bed. Dat gevoel is terecht: in de winter loopt ons interne ritme beter gelijk met de sociale kloktijd en gedragen we ons meer in lijn met het opkomen en ondergaan van de zon.
Nu doet het dus even niet zo’n pijn om al voor negenen wetenschap bij te moeten brengen aan zalen vol jonge mensen. Jonge mensen die zelf sowieso niet voor tienen in de collegebank horen te zitten. In de adolescentie verschuift de interne klok naar een later ritme, zodat we juist rond ons twintigste het meest extreem een avondmens zijn. We doen het interne ritme van studenten dan ook geweld aan met ochtendcolleges waarvoor ze middenin hun biologische nacht al uit bed moeten.
Met name voor hen is de wintertijd dan ook een cadeautje: een uurtje extra slaap én de klok die meer gelijk loopt met hun interne klok. Kijkend naar mijn collega’s -en mezelf- komt dat extra uurtje slaap overigens niet alleen de studenten goed uit. De meesten van ons schakelen dan ook razendsnel om naar wintertijd - de ‘echte’ tijd immers.
De pijn zit ‘m in het verzetten van de klok in de lente. De Duitse chronobioloog Kantermann liet in 2007 met Groningse collega’s zien dat die omschakeling ons veel meer tijd kost en dat extreme avondmensen er soms de hele zomer niet aan wennen. De tijd na het ingaan van de zomertijd gaat dan ook gepaard met veel chagrijn, veel stress, meer auto-ongelukken en zo’n vijf procent meer hartinfarcten. En dit alles om een nooit aangetoonde en sterk betwiste energiewinst te behalen.
Het goede nieuws: het aantal hartinfarcten lijkt na de herfstomschakeling juist even licht te dalen. We slapen gemiddeld ook twintig minuten per nacht langer dan tijdens de zomer. Er is dus hoop in donkere dagen: meer slapen, later uit bed; alles komt goed - al is het maar voor even.
Discussie