door

Tussen de oren | Weg met de slobbertrui

04/03/2019

Ik hield vanmiddag een deur open voor een collega - ik had een hand vrij, hij niet - waarop hij grinnikte dat de TU/e nu wel héél geëmancipeerd is, als vrouwen de deur gaan openhouden voor mannen. Ik grapte natuurlijk meteen terug dat het meer over hem zei: dat hij zo weinig geëmancipeerd was dat dit hem als bijzonder trof. Maar er zit natuurlijk een kern van waarheid in: mannen en vrouwen zijn gelijkwaardig, maar niet gelijkaardig.

Dat is misschien een gevaarlijke uitspraak, maar we zijn nu eenmaal verschillend. Door onze genetische opmaak, alsook door onze opvoeding en de manier waarop we gevormd zijn door onze omgeving. Als studente vond ik het nog wel lastig om hiermee om te gaan: in mijn eerste jaar Werktuigbouwkunde droeg ik meest spijkerbroeken en slobbertruien - niet omdat ik dat mooi of fijn vond, maar omdat ik niet anders wilde zijn dan de anderen. Ik was net zo kansrijk om een bèta-diploma te halen als de 290 mannelijke studenten om me heen en wilde daarin ook erkend worden - en niet als anders gezien worden dan de anderen.

Ik heb in mijn hele TU/e-opleiding hooguit in één of twee vakken les gehad van een vrouw. Mijn begeleiders en gehele commissie bij mijn promotie waren mannelijk. Pas toen ik al jaren als docent werkte, zat ik voor het eerst in een vergadering met een vrouw als voorzitter. Toen besefte ik pas goed dat tot dan toe alle mensen die enige autoriteit hadden gehad in mijn wetenschappelijke leven als studente, als jonge wetenschapper, man waren. Dat droeg wellicht ook bij aan mijn impliciete aanname bij auteurs van wetenschappelijke artikelen dat het mannen waren.

Traan

Dat besef heeft bij mij wel het een en ander in gang gezet: ik zoek goede auteurs soms op, wanneer ik niet weet of het een man of een vrouw betreft. Ik gebruik vaak voornamen wanneer ik in mijn colleges wetenschappers benoem. Ik versier mijn kamer, benoem gevoelens, probeer me niet te schamen als ik eens een traan laat in een vergadering. Ik draag rokjes, jurkjes en hoge hakken. Ik voel me daar zelf veel lekkerder bij en merk dat dat voor anderen ook geldt - man of vrouw.

Mannen en vrouwen zijn gelijkwaardig, maar (nog) niet gelijkaardig - hetzelfde kan overigens gezegd worden van jongeren en ouderen, witten en gekleurden. Dat zal ook nog wel even zo blijven. En misschien is dat maar goed ook: het maakt de wereld leuker en rijker, evenals de wetenschap.

H-index

We moeten alleen nog wel even van dat juk van eenvormigheid af. Lok elkaar uit de tent en beken kleur. Zo heb ik geleerd dat er in die harde wetenschappelijke wereld van de TU/e heel veel geweldige, lieve mannen rondlopen met sterke zogenaamde ‘feminiene’ kwaliteiten, alsook fantastische vrouwen met heel sterke traditioneel ‘masculiene’ kwaliteiten. En het mooie is: dat zegt niets over hun H-index. :-)

Yvonne de Kort | hoogleraar Omgevingspsychologie bij Human-Technology Interaction


 

Topwetenschappers zijn net superhelden: competitief en prestatiegedricht. Extreem mannelijke stereotyperingen domineren ons beeld van succes in de wetenschap.
Op 13 maart deelt Ruth van Veelen (Universiteit Utrecht), die onderzoek doet naar hoe mannen en vrouwen omgaan met vooroordelen en ongelijkheid, aan de TU/e haar kijk op het thema. Na afloop is er ruimte voor discussie, samen met onder anderen TU/e-hoogleraren Wijnand IJsselsteijn, Bert Meijer en Eva Demerouti. Laatstgenoemde is tevens Chief Diversity Officer aan de TU/e.

'Superpowers of M/F scientists': check voor meer info de site van Studium Generale. 

Deel dit artikel