De flipside van lesgeven
Hoorcolleges, in hun meer traditionele vorm, zijn onemanshows. De docent staat op het podium en de studenten zijn de toeschouwers. Jarenlang heb ik met een bezwaard hart gezien hoe het publiek kleiner werd. Van 100 tot 130 studenten enkele jaren terug tot minder dan 50 dit jaar. Als uitvoerend artiest zagen ik en veel van mijn collega's het als een motie van wantrouwen tegen onze acteer(onderwijs)vaardigheden. Maar is dat echt zo? Is het aantal studenten in de collegezaal de beste indicator van goed lesgeven?
Onze traditionele manier van lesgeven is gebaseerd op de docent die tijdens het college over het onderwerp praat en de studenten die vervolgens buiten de collegezaal opdrachten gaan uitvoeren. Sinds 2012 wordt ‘flipping the classroom’ gepromoot als een alternatieve onderwijsmethode. Contacturen tussen docenten en studenten moeten niet langer worden gebruikt voor het overbrengen van inhoud door de docent, maar in plaats daarvan moeten deze uren worden ingezet voor het stimuleren van een dialoog met studenten, waarbij hen wordt gevraagd actief met het lesmateriaal aan de slag te gaan. De overdracht van kennis vindt online plaats door de studenten video-inhoud van hoge kwaliteit aan te bieden, waarin de lesstof wordt behandeld.
Twee jaar pandemie en de noodzaak om online les te geven hebben wonderen verricht voor de kwaliteit en de beschikbaarheid van video-inhoud voor mijn vak. Door er veel tijd in te steken en nieuwe videobewerkingsprogramma's te gebruiken, kon ik oud videomateriaal bewerken om een rijke online leeromgeving voor mijn studenten te creëren. Toen het lesgeven in februari werd hervat, besloot ik de sprong te wagen en ook mijn klaslokaal te ‘flippen’. In het eerste college voor een volle zaal met daarin 75 studenten (meer was niet toegestaan), besprak ik met ze de voor- en nadelen van het flippen van het klaslokaal. We spraken af om elke week beperkte contactmomenten te houden met vraag- en antwoordsessies over het lesmateriaal van die week.
Ik was al aan het bedenken wat ik met de vrijgekomen lestijd zou doen, toen in de daaropvolgende sessie van het beperkte publiek - inmiddels gedaald tot onder de vijftien procent van het totaal aantal ingeschreven studenten - het verzoek kwam of we nog wat “... echte colleges en instructies ...” mochten houden. Aangezien ik, zoals ik ook aan de studenten heb verteld, “betaald” werd om acht uur per week les te geven, stemde ik er mee in om de omvang van onze wekelijkse bijeenkomsten uit te breiden. En gedurende de rest van het kwartaal kwamen we een- of tweemaal per week bijeen om de leerstof door te nemen, zowel theoretisch als praktisch.
Wat volgde was voor mij een unieke ervaring. De wekelijkse bijeenkomsten werden bezocht door een kleine groep studenten. Aangezien al het cursusmateriaal online beschikbaar was, waren de studenten die ervoor kozen om te komen opdagen, diegenen die de interactie echt op prijs stelden en de extra ondersteuning nodig hadden om het cursusmateriaal te verwerken. Als gevolg hiervan werden de colleges voor het eerst in vele jaren onderwijs aan de TU/e interactief. Tijdens de sessies werd ik door de studenten uitgedaagd om met nieuwe manieren te komen om concepten en oplossingen uit te leggen die ik als vanzelfsprekend beschouwde, maar die dat duidelijk niet waren. En omdat studenten zich vrij voelden om vragen te stellen, kon ik hen veel vragen terugstellen. Er ontstond een echte dialoog, waardoor ik veel beter kon begrijpen waar studenten moeite mee hebben en wat ze nodig hebben om de lesstof onder de knie te krijgen.
Flipping the classroom heeft mij dus niet minder werk opgeleverd of mijn werk als docent makkelijker gemaakt. Het tegendeel is waar. Ik moest ‘harder’ werken om de studenten te ondersteunen, maar in ruil daarvoor kreeg ik iets veel waardevollers dat ik vele jaren had gemist. Het gevoel dat ik echt kennis overdraag aan de studenten en niet enkel maar mijn gebruikelijke ding doe (zoals een acteur). In essentie heeft flipping the classroom de manier veranderd waarop ik lesgeven benaderde. Omdat ik de zekerheid had dat het volledige cursusmateriaal online beschikbaar was, kon ik alle tijd die nodig was besteden aan een kleine groep studenten om hen de cruciale aspecten van de theorie uit te leggen, zonder me zorgen te hoeven maken over de andere studenten of over het afwerken van de hele powerpointpresentatie.
Misschien zijn lesgeven en acteren toch niet hetzelfde. Als docenten willen we er echt voor zorgen dat ons publiek niet alleen 'van de show geniet', maar ook dat ze iets nieuws leren. Als ik nu moet kiezen tussen een grote menigte, waar niemand vragen durft te stellen, of een kleine groep studenten die de lesstof echt wil begrijpen en echt met mij in interactie is, zou ik waarschijnlijk voor het laatste kiezen. En wat nog belangrijker is: ik heb een manier gevonden om weer contact te maken met de studenten, en is dat niet de reden waarom we uiteindelijk allemaal docent zijn geworden?
Discussie