Hoe gaat het met je studie?
Ik kwam onlangs op straat de vader en moeder tegen van een oude vriend, ik had ze al jaren niet meer gesproken. Het angstzweet brak me uit en ik keek vluchtig achterom om te zien of ik nog onopgemerkt zou kunnen ontsnappen aan deze sociale interactie. Ik wist namelijk dat er gegarandeerd een verschrikkelijk gespreksonderwerp - naast corona (‘wat een gekte, hè?’) - zou opkomen: ‘hoe gaat het met je studie?’
In het wild - buiten de universiteitscampus - kan er wel eens gevraagd worden naar ‘je studie’. Soms is deze vraag onderdeel van een interessant gesprek, waar beide mensen oprecht geïnteresseerd zijn in elkaar. Het is dan leuk om te zien hoe iemands gezicht oplicht bij het noemen van alle ‘coole dingen’ die je leert.
De vraag is echter vaker onderdeel van het afstreeplijstje aan gespreksonderwerpen dat per se aangetikt moet worden. Kun je hier geen beeld bij vormen, denk dan terug aan de laatste kringverjaardag van een oom of tante, of je laatste spontane gesprek op straat met een vage kennis.
‘Je studie’ is waarschijnlijk een van de minst wederzijds bevredigende gespreksonderwerpen die je kunt verzinnen. De vrager krijgt een antwoord waarmee hij niets kan: veel van de lesstof van de TU is ver verwijderd van de dagelijkse wereld, of niet sexy/concreet genoeg om op een kant-en-klare manier gepresenteerd te worden. Tegelijkertijd kan de verteller - die vermoedelijk zit te springen om wetenschap aan de man te brengen - zijn ei niet kwijt.
Dit communicatieprobleem merk ik soms zelfs op tussen mensen die dezelfde studie doen. Ik sprak recent met een vriendin over haar afstudeerproject - ze leek in een rare codetaal te spreken, en dat terwijl we vijf jaar lang dezelfde studie en vakken gedaan hebben. Als negen maanden afstuderen op verschillende onderwerpen voor zo’n communicatiebarrière zorgt, wat voor een kans maak je dan als je het over je afstudeerwerk hebt met je oma?
Zo moest ik de vader en moeder van mijn oude vriend dus uitleggen dat ik ‘biomedische technologie’ studeer. Ik zag ze moeilijk kijken.
"Eh, MRI, CT, echo, dat soort dingen."
"Oh ja! Mijn zwager had onlangs een CAT-scan voor een tumor."
"Oh, wat vervelend. Eh, ja, die kan je daarop zien."
Ik stuurde ze snel naar een ander gespreksonderwerp.
Discussie