door

Ik ga de wereld niet redden

27/06/2023

Een studentenbijbaantje bracht me onlangs op een unieke plek, de Nederlandse vakbeurs voor lantaarnpalen. Ik moest daar wat presenteren. Afgelopen jaren ben ik namelijk weleens bezig geweest met projecten over verlichting, nu dus ook als studentassistent, en misschien wil ik later wel in deze sector gaan werken. Daarom stapte ik in de trein naar Houten.

Eens in het jaar komt iedereen die in de openbare verlichting zit bij elkaar in Houten, schijnbaar hét middelpunt van de lantaarnpalenindustrie. Daar laten dan alle bedrijven, ook dat ene uit Eindhoven, hun nieuwste en mooiste lantaarnpalen zien. Overigens gebruikt iedereen daar het woord lichtmast.

De lantaarnpaal waar je aan denkt bij het woord is ontworpen in de jaren ‘60. De leeftijd van het overgrote deel van de beursgangers wijkt daar niet ver van af. Verder waren er denk ik vooral salesmensen. De vergrijzing van deze specifieke branche sijpelt door in het straatbeeld. De enige grote innovatie in de openbare verlichting van afgelopen jaren is LED geweest, want daar viel geld mee te besparen. De ‘slimme’ lantaarnpaal en andere glimmende innovaties zijn echter nog maar schaars geïmplementeerd.

Op de beurs ben ik er vooral achter gekomen wat ik niet wil gaan doen na mijn studie. Projectmanagers zijn mensen waarvan niemand weet wat ze nou echt doen. Installatiebedrijven bestaan alleen om het werk uit handen van gemeentes te nemen, omdat die geen enkele vorm van verantwoordelijkheid meer willen hebben, laat staan iets van kunde. Ambtenaar zijn lijkt me een kwelling. Ingenieursbureaus komen voor mij te dicht bij consultancy, de grootste bullshit job in de hele keten. Eigenlijk was er op de hele beursvloer geen baan te vinden waarbij ik het idee kreeg iets van waarde te kunnen toevoegen.  

Voor een naïeve, jonge en ambitieuze student voelt dit als een steek in het hart. Op de TU/e wordt ons verteld dat wij de wereld kunnen gaan redden. Ik kan toch niet de enige student zijn die hoopt deel uit te gaan maken van de oplossing daarvoor, maar die niet direct ziet wat hij of zij dan kan gaan doen. Openbare verlichting is natuurlijk bedoeld als een satirisch voorbeeld, maar hoe zit het bij andere industrieën? In elke bedrijfstak is het moeilijk om een positie te vinden waarin je een wezenlijk positief verschil kan maken. Misschien juist wel in de industrieën waar die verandering nu zo urgent nodig is, als bijvoorbeeld in de woningbouw, agricultuur en fossiele industrie.

Uiteindelijk was de beurs erg leuk en heb ik mogen meedoen aan een workshop. Dat was en soort ‘Småland’, want dit was waar de jongere doelgroep van de beurs zich verzamelde om samen te spelen. Lichtontwerpers, architecten en projectmanagers werkten in groepjes aan de eerste stappen voor de verlichting van een Randstedelijk nieuwbouwproject. Dat leverde discussies op waar mooie termen in voorbij kwamen, zoals ‘veiligheidsbeleving’, ‘sociale cohesie’ en mijn favoriet: ‘lichtkwaliteit’. We hebben het over lantaarnpalen hé.

Toch lijkt dit werk mij leuk om te doen. Ik wil gewoon mooie lichtjes maken. Al weet ik dat dat niet het soort werk is waarmee ik de wereld ga redden. Daar neem ik dus nog geen genoegen mee. Ik heb nog twee jaar studeren voor de boeg. Dat betekent dat ik nog twee jaar heb om erachter te komen of er toch ergens een positie op me ligt te wachten waar ik echt het verschil kan maken.

Deel dit artikel