K3 | Mijn ingenieurshart bloedt
De Nederlandse politiek beroept zich op de verkeerde manier op de wetenschap. Zodra maatschappelijke problemen zich aandienen, is de politieke reactie vaak dat we er mee moeten leren leven, terwijl ingenieurs zijn opgeleid om die problemen op te lossen.
De moderne manier van problemen oplossen is zoiets als “wen er maar aan”. Als de capaciteit op de intensive care ontoereikend is, dan worden we met meerdere lockdowns om de oren geslagen, als de energieprijzen uit de pan rijzen, dan plaatst onze overheid billboards om het publiek dringend te adviseren de thermostaat op 15 °C te zetten.
Voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog is de levensverwachting van Nederlanders afgenomen. En “we worden met zijn allen een stukje armer”, behalve de minister van financiën die deze uitspraak deed. We zagen het ook tijdens de recente klimaatconferentie in Dubai. De tienduizenden mensen die over de inrichting van onze levens confereren ondervinden zelf geen hinder van hun ‘degrowth’ ambities. Zij vliegen (met privéjets) naar Dubai, terwijl van studenten en wetenschappers sinds kort wordt verlangd dat ze vier dagen met de trein reizen voor een tweedaagse conferentie ergens in een uithoek van Europa.
Mijn ingenieurshart bloedt. Kunnen we geen problemen oplossen zonder in te boeten op onze levenskwaliteit, voedsel- en woonzekerheid, koopkracht en pensioenen? Daar waren we tot vrij recent namelijk wereldleider in.
Om de gevaarlijke Zuiderzee te beteugelen bedacht civiel ingenieur en politicus Cornelis Lely de Afsluitdijk. Toen deze dijk in 1932 werd afgerond was het IJsselmeer een feit en werden delen daarvan drooggelegd. We hebben er een hele nieuwe provincie aan overgehouden. De hongerwinter van 1944 - 1945 en de watersnoodramp van 1953 dwongen Nederland en haar inwoners tot inventiviteit. We ontwikkelden en implementeerden onder andere ‘s werelds meest geavanceerde agricultuur en de Deltawerken.
Ingenieurs vertalen wetenschappelijke kennis naar een praktische oplossing. Daarmee dragen ze bij aan voedselzekerheid, extra bewoonbaar land en maken ze ons minder kwetsbaar voor de krachten van de natuur. De keerzijde is dat menselijke activiteit altijd gevolgen heeft voor de omgeving en de natuur.
Een goede ingenieur hanteert het consensus principe en gebruikt de wetenschappelijke methode om de voor- en nadelen van het implementeren van technologie af te wegen. Dat maakt de Deltawerken zo ingenieus, ze beschermen de Nederlandse bevolking, grotendeels met behoud van natuur en belangrijke economische activiteiten, zoals de scheepvaart en visserij.
Als politici beweren dat biomassaverbranding een duurzame manier van energie opwekken is, dan zal een ingenieur de wenkbrauwen fronsen. Een ingenieur hoort namelijk rekening te houden met het volledige spectrum aan mogelijke consequenties, ook met de onwelgevallige neveneffecten, zoals de ontbossing in Noord-Amerika en Oost-Europa. Tegenwoordig zijn er nauwelijks ingenieurs actief in de politiek (en dan negeer ik voor dit betoog gemakshalve een bekend TU/e-alumnus, CDA-politicus, voormalig KLM CEO, maar chronisch brokkenpiloot).
Tegelijkertijd zien we politici steeds vaker het domein van de wetenschap claimen om hun ideologische agenda op te dringen. Met dogmatisch absolutisme roepen ze “mijn partij is dè partij die haar beleid laat ingeven door de wetenschap”.
Maar wetenschap is geen handboek voor wat goed of slecht beleid is. Wetenschap dicteert namelijk niet, wetenschap informeert. Het is vervolgens aan bestuurders om beleidsafwegingen te maken. En wat mij betreft zouden die bestuurders wat vaker een ingenieursachtergrond mogen hebben.
Discussie