door

Dwingende richtlijnen

18/10/2024

De minister van onderwijs presenteerde onlangs een aantal richtlijnen. De universiteiten dienen de werkdruk te verlagen. De universiteiten dienen voornamelijk in het Nederlands les te gaan geven. De universiteiten dienen minder onderzoeksvoorstellen in te dienen. Wat als we al die richtlijnen eens overboord gooien?

De boodschap van de minister is helder: onderwijsbeleid werkt top-down en alle richtlijnen moeten natuurlijk met minder geld geïmplementeerd worden.  

Aan de TU/e zijn we ook niet vies van richtlijnen. Dit middel wordt al sinds jaar en dag gebruikt door de TU/e om het onderwijs te sturen: U dient challenge based learning te implementeren, u dient vakken van 5 ECTS in 7 weken te geven. U dient interdisciplinaire projecten te organiseren. U dient vrije keuzeruimte in uw programma in te bouwen. Dit zijn slechts enkele voorbeelden van deze richtlijnen die allemaal zonder extra middelen geïmplementeerd moeten worden. De boodschap van Bachelor College en Graduate School is helder. 

En net als de richtlijnen van de minister, zijn deze interne richtlijnen niet gebaseerd op enige logica, maar zijn zij politiek gekleurd. Het zijn meningen (in het geval van de minister de mening van de coalitie, in het geval van de TU/e de mening van, deels extern ingehuurde, zelfbenoemde experts) die omgezet zijn in algemeen geldend beleid, zonder ruimte voor discussie, zonder ruimte voor individualisatie en vooral met een hoop stress tot gevolg bij degenen die uitvoering aan de richtlijnen moeten geven.  

Ik heb mij de afgelopen jaren vaak afgezet tegen deze richtlijnen. Waar mogelijk zal ik het nut en de onderbouwing ervan ter discussie stellen en meer dan eens vind ik medestanders onder mijn docerende collega’s. Ook kreeg ik vaak genoeg tegengas. Deels van mensen die heilig geloven in geforceerde onderwijsvernieuwing, maar vooral ook van bestuurders. Zij vinden vooral dat ik meer moet vragen wat er nog wel kan, in plaats van de focus leggen op wat er niet meer kan (of mag).  

Ik kon dan ook een grote glimlach niet onderdrukken toen ik de reactie van vier decanen op de plannen van de minister las ('TU/e-decanen dienen minister van repliek). Zij fileren de richtlijnen van de minister stuk voor stuk en beschuldigen hem zelfs van wereldvreemdheid. En ze hebben natuurlijk heel goede punten, maar mijn reactie, als ik minister was, zou zijn: Leg niet zoveel nadruk op wat niet meer kan, maar kijk wat er nog wel kan en vooral hoe.  

Zoals mijn collega-columnist Thijs Schoenmakers al schreef: 'Bezuinigingen: TU/e moet terug naar de essentie'. Volgens de minister is dat efficiënt onderwijs voor de, vooral binnenlandse, massa. En omdat ik de beroerdste niet ben, denk ik graag constructief mee.

Mijn voorstel is dan ook als volgt. Gooi alle richtlijnen over CBL, interdisciplinariteit en vrije keuze overboord en ga terug naar de essentie: Geef vakken die qua onderwijsmethoden en tentaminering passen bij de leerdoelen (voor de onderwijskundigen: dat heet ‘constructive alignment’) en definieer programma’s met een duidelijke identiteit en beperkte, gestructureerde keuzeruimte.

Mijn voorspelling is dat de werkdruk daalt, de VWO-instroom stijgt en dat we ook nog eens in staat zullen blijken om onze eigen Bachelorstudenten te behouden voor een Masteropleiding en wellicht een promotie aan de TU/e.  

Boudewijn van Dongen is professor Process Analytics aan de TU/e. Hij schrijft deze column op persoonlijke titel.

Deel dit artikel