Koester je cadeaus
Laatst mocht ik spreken op een alumni-activiteit van de TU/e. Om er als een ‘rolmodel’ uit te zien, bood één van de gastvrouwen mij een schattig speldje aan, een metalen kleinood van 2x2 cm met het TU/e-logo erop. Nog voordat ik mijn hand kon uitsteken aarzelde ze echter: “Alleen als je het echt leuk vindt, hè.”
Leuk, leuk, vind ik dit leuk? Word ik echt gelukkig van dit hebbedingetje? Deze pseudo-filosofische vraag heb ik al vaak beantwoord. Als kind was ik namelijk steevast afhankelijk van mijn ouders’ altruïsme, omdat ik meer knikkers kocht dan mijn dubbeltjes-spaarpot aankon. Als ik dan écht iets nodig had in de Bart Smit of Intertoys (vrij vaak), verzocht ik beleefd mijn ouders tot betaling: “Ik moet dit hebben!... Alsjeblieft.”
Mijn moeder reageerde vaak stoïcijns: “Word je hier echt gelukkig van, Alain?” Als haar jongste zoon zichzelf dan een whiplash knikte zei ze: “Je krijgt het als je de volgende ochtend wakker wordt en denkt: ‘Oh, wat was ik daar blij mee’. Anders niet.”
Zo’n belofte vond ik meestal te ver gaan, maar als ik te twijfelachtig ‘ja, hoor’ eruit gooide, kreeg ik het speeltje niet. Toch is zo’n uitgesteld geluksgevoel me wel eens bekropen: Op de zaterdagochtend na de TU/e-cantus van 2012 werd ik euforisch wakker: “Het was gisteren echt vet!”.
Nu de aankomende Intro geen cantus zal bevatten, voel ik me als een kind dat niet hard genoeg ja heeft geknikt. Vorig jaar bood de CIC ons een alcoholvrij festijn, maar kregen zij een koude douche van ons, mede door de buitentemperatuur van slechts 15 graden. Nu is de cantus-organisatie een glijdende schaal gebleken en geeft de CIC ons dit speeltje niet meer; dat was niet de bedoeling van de kritische studenten, inclusief mijzelf.
Het TU/e-speldje heb ik dus ruimhartig aangenomen: “Ik zal hem elke dag koesteren.”
Discussie