Intro-misère is only real when shared
“De genaaide generatie.” Zo refereerde de Leidse rector Carel Stolker aan de nieuwe lichting eerstejaars. Geen eindexamen, geen stufi en geen introductieweek. Vooral dat laatste werd door oud-studenten als een regelrechte ramp gezien, omdat in hun ogen ‘de mooiste week uit je studententijd/leven’ werd uitgekleed tot een onherkenbare variant met ‘online’ en ‘offline’ dagen.
Ik benijd de lichting eerstejaars niet, maar is het terecht om te zeggen dat ze een once-in-a-lifetime-experience zijn misgelopen? Als ik terugdenk aan mijn introweek, verschijnen er vooral wallen onder mijn ogen en denk ik vooral ook aan dingen die eigenlijk best wel vervelend waren.
Natuurlijk, de introweek is uniek. Er is geen andere week dat je met je brakke bakkes van een stormbaan valt - plat op je gezicht. Geen andere week dat je al ‘lachend’ flarden vla in je gezicht laat ‘ananas-sjoelen’. En al helemaal geen andere week dat je in een muf ruikend Auditorium vrijwillig naar een twee uur durende presentatie van studentenverenigingen luistert, waarbij E.S.C-studenten een R&B-lied verbasteren naar iets over een ‘corporale vent’.
Een hoop leuke introfeestjes waren er zeker, maar er was ook een hoop bullshit. En dan doel ik niet alleen op allerlei niet-zo-heel-interessante praatjes van facultaire medewerkers, waar je alleen aandachtig naar luisterde omdat je anders je bullshit-bingo niet kon volkrijgen. Een hoop dingen in de Intro zijn imperfect, gaan mis, of leiden tot brokken, maar het gebeurt altijd wel sámen.
‘Samen’ is wat dit jaar miste, denk ik. Natuurlijk, er was een hoop ‘offline’ interactie en de reacties van de eerstejaars waren best positief. Toch... ik moest denken aan het einde van de film ‘Into the Wild’, die film met die verlaten bus in de wildernis van Alaska. De hoofdrolspeler Christopher McCandless maakte onderweg naar Alaska een hoop vrienden die hij vervolgens achterliet, maar op zijn eenzame sterfbed kan hij nog maar aan één ding denken: ‘Happiness is only real when shared’.
De introweek is wellicht niet de beste week van mijn leven, maar het is wel een memorabele. Twaalf jaar later kan ik nog steeds een groot deel van die ontzettend slechte E.S.C-rap meezingen. Het is een week die studenten verbindt in misère. Een belangrijk studentenmotto van mij onderschrijft dit: ‘Het is pas memorabel als het kut is geweest.’ De ergste katers in mijn leven voelden als de ergste momenten van mijn leven, maar we hebben er achteraf altijd het hardste om moeten lachen.
Daarom gun ik de eerstejaars wat beters dan de ‘cleane’ introweek die ze hadden. Ook al was het gezellig; er is denk ik niet genoeg misgegaan. Er zijn te weinig studenten van fietsen gevallen. Er zijn te weinig sjaarzen in de Dommel gedoken. En er zijn vooral te weinig fouten gemaakt, omdat men zich aan te veel regels moest houden. Het voelt als een koud frikandelbroodje: begrijpelijk, maar toch jammer.
Wat ik nog wel het ergste vind? Dat dit de eerste TU/e-generatie is die opgroeit zonder de poëtische woorden van Arnol bij de uitgang van het station. Al ligt dat helaas niet aan corona. Rest in peace, oude strijder.
Discussie