Een slap handje voor Theo Maassen
Wat doe je als je oog in oog staat met jouw idool? Iemand die je al vaker hebt zien lopen, een keertje licht nerveus hebt ingehaald op het fietspad, maar nooit hebt durven aanspreken?
Afgelopen donderdag belandde ik in zo’n situatie, toen ik de try-out van Theo Maassen in het Gaslab bezocht. Na anderhalf uur hoogstaand cabaret bleef ik na de voorstelling ‘nog eventjes plakken’, zonder goed te beseffen dat Theo acte de presence zou geven.
Al snel verscheen er een lang, bonkig figuur in de ruimte. Het was Theo, en zijn donkere trui fungeerde als een soort zwart gat dat alle aandacht in het Gaslab opzoog. Zo’n twintig paar starende ogen wachtten totdat hij ergens in een gesprek zou inbreken, bijna allemaal hopende dat dit bij hen zou zijn.
Bijna allemaal, want ik twijfelde. Zo’n BN’er moet je toch niet willen storen? Minutenlang hield ik een innerlijke dialoog - schizofrenie, ja - waarin ik de ene drogreden op de ander stapelde: “Laat hem toch lekker, Alain, hij is ook maar een mens. Wat heb je hem nou te vertellen: deed het pijn toen je uit de hemel kwam vallen?”
Enfin, toen ik mijn moed en eigenwaarde naar het niveau van een uitzending van Utopia had gepraat, kwam Theo plots op mijn gesprekspartner af. In het sociale gehannes dat volgde, vroegen een paar studenten aan me of ik een foto wilde maken. Zij bleken ideale wingmen te zijn, want Theo reikte vervolgens glimlachend zijn hand uit: “Tot ziens, Alain, leuk dat je er was.”
Een column met een happy end was hier gestopt, maar de titel verraadde al mijn sociale onkunde. Ik gaf Theo dan wel een hand terug, maar het was niet meer dan een pootje van een gewonde kitten, natter dan de zwijmelende handdruk van een One Direction-fan, slapper dan een overrijpe, uitgedroogde prei. Nadat ik ook nog iets clichématigs zei - “Jij bent de eerste BN’er die ooit zag!” - werd het duidelijk waarom ik normaliter mijn idolen met rust laat: voor mijn eigen gemoedstoestand.
Discussie