Hoogleraar Barry Koren zwaait af met koninklijke eretitel
Dankzij het ‘springplank-effect’ van het Centrum Wiskunde & Informatica (CWI), werd Barry Koren direct hoogleraar aan de TU/e. Nu, dertien jaar later, neemt hij afscheid van een universiteit die volgens hem kwaliteit levert zonder luidkeels te roepen. Donderdag werd hij na zijn afscheidsrede benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau.
Met nog vier afstudeerders en vijf promovendi onder zijn hoede, is het werk voor – inmiddels emeritus – hoogleraar Barry Koren bij Mathematics and Computer Science (M&CS) nog niet voorbij. “De laatste promovendus is vijf maanden geleden begonnen, dus ik heb nog wel een tijdje te gaan”, zegt hij lachend. Officieel is hij echter uit dienst, en gisteren hield hij daarvoor zijn afscheidsrede, voorafgegaan door een symposium ter ere van zijn vertrek.
Vanaf dag één was Koren hoogleraar aan de TU/e, iets dat volgens hem te danken is aan zijn tijd bij NWO-onderzoeksinstituut CWI, waar hij binnenkwam als promovendus. “Bij NWO-instituten kun je je sterk maken in onderzoek. Als je goed bent dan wordt dat gewaardeerd. Het werkt als een springplank.” Hoewel hij bij het onderzoeksinstituut mocht blijven werken, koos hij toch voor een carrière op de universiteit. “Ik wilde mijn kennis overdragen aan jonge mensen en ze enthousiast maken. Ik zie onderwijs niet als het vullen van een vat, waar je zoveel mogelijk kennis in propt, maar als het aanwakkeren van een vlam.”
De wereld helpen maken
Hoewel Koren voor de universitaire wereld koos vanwege het onderwijsaspect, bleef zijn hart ook altijd bij onderzoek liggen. Dat is over de jaren zeer divers geweest, zo begon hij ooit in de luchtvaart- en ruimtevaarttechniek en werkt hij nu mee aan een onderzoeksmethode om borstkanker op te sporen. “Dat is het mooie van wiskunde. Je hebt een gereedschapskist met wiskundige methoden die je in kunt zetten bij allerlei problemen.” Onderzoek in de toegepaste wiskunde heeft vaak een duidelijk doel, en dat geeft richting aan het onderzoek, legt hij uit. “Met mijn ingenieursachtergrond – leuk weetje: Koren studeerde nooit wiskunde – wil ik niet alleen de wereld bestuderen, maar ook meehelpen om deze te máken.”
Wellicht dat die drang om van betekenis te zijn, heeft bijgedragen aan het feit dat Koren zeer betrokken raakte bij de universiteit. Dat deed hij niet alleen als hoogleraar, maar ook als lid van tal van commissies en besturen. “Ik vind dat onderwijzers en onderzoekers moeten meedenken en meesturen”, aldus Koren. Meedoen met de besluitvormers is volgens hem niet alleen belangrijk, maar ook vaak leuk. “Het is interessant. En het kan spannend zijn. Je komt allerlei mensen tegen, zoals professionele managers. Ik mag managers wel en heb van sommigen veel geleerd. Wat ze doen, doen ze soms verrekte goed.”
Van de werkvloer
Koren zat ook een aantal jaar in het faculteitsbestuur. “Dat is niet niks, een faculteit als deze besturen.” Hij kan het weten, want twee keer was hij zelfs vervangend decaan van M&CS. “Wetenschappelijke staf kan – vaak terecht – heel kritisch en principieel zijn. Daar moet je als decaan mee weten om te gaan”. Het scheelt volgens hem als een decaan zelf van de werkvloer komt en uit eigen ervaring weet wat het is om onderzoek te doen en onderwijs te geven, en ook begrijpt hoe de verhoudingen liggen. Daar moet dan nog een goede directeur bedrijfsvoering naast staan, voegt hij toe, omdat decanen van de werkvloer misschien onvoldoende verstand hebben van bijvoorbeeld de begroting.
De vele functies die Koren over de jaren op zich heeft genomen, wist hij goed vol te houden door te doseren. Dat is een belangrijke les die hij geleerd heeft en graag vooral aan jonge onderzoekers mee wil geven. “Veel onderzoekers nemen steeds meer hooi op hun vork. Maar eigenlijk moet je altijd als je een nieuwe taak op je neemt, er eentje afstoten.” Ook de balans tussen werk en privé kwam voor hem door deze aanpak nooit onder druk te staan, ondanks het feit dat hij al die tijd in Amsterdam is blijven wonen.
Dat hij nu meer tijd in Amsterdam kan gaan doorbrengen, vindt Koren wel fijn. Zo kan hij in plaats van proefschriften lezen, zijn eigen kleinkinderen met huiswerk helpen. Het afscheid nemen ziet hij als onderdeel van een natuurlijk proces. “Ik merk dat ik bijvoorbeeld niks met AI doe op de werkvloer. Ik heb jongere collega’s die echt meewerken en meeprogrammeren, maar ik doe dat al geruime tijd niet meer.”
Te bescheiden
Terugkijkend op zijn tijd bij de TU/e, kan Koren niet anders dan positief zijn. “Er wordt hier hard gewerkt, er is weinig bureaucratie, de contacten zijn goed.” Wat hij bijzonder vindt, is dat in Eindhoven de bescheidenheid groot is. Soms zelfs iets te groot, als het aan hem ligt. “Er is een stille kracht in veel studenten. Als je ze in een groep zou zetten met studenten uit het hele land dan vallen ze niet op, maar zijn ze aan het werk dan springen ze eruit.”
Hij stuurde al meerdere studenten door naar het CWI, waar ze volgens hem bovengemiddeld presteren. Het is tekenend voor een universiteit die kwaliteit levert zonder hard te schreeuwen. Vooral bij zijn eigen faculteit ziet hij dat wie je bent of waar je vandaan komt geen rol speelt. “Het gaat vooral om wat je doet. Dat heeft me altijd aangetrokken.”
Lintje
Koren had aan het eind van zijn afscheidsreden voor het publiek een verrassing in petto: hij liet zijn kleinkinderen het “verhaaltje uitblazen”. Door op een kist te slaan, maakten ze ringwervels in de aerodynamica zichtbaar, met ringen van rook die met elke slag uit de kist tevoorschijn schoten. Zelf werd hij vervolgens verrast door special guest Robert Strijk als locoburgemeester, die hem namens de koning mocht benoemen tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. “Ik zou een kwartier kunnen praten over alle rollen die je hebt vervuld en alle resultaten die je hebt behaald en dan nog zou ik belangrijke dingen achterwege moeten laten”, zei Strijk bij de benoeming. Na afloop werd Koren – met de onderscheiding prijkend op zijn borst – nog toegezongen door een speciaal opgericht koortje. Sommige aanwezigen zingen zacht mee: “Tot ziens, bedankt, meneer de prof, voor alles wat u heeft gedaan.”
Discussie