"De pioniersmentaliteit zit er bij BmE nog steeds in”
Het is feest voor Biomedical Engineering (BmE): de faculteit bestaat vijfentwintig jaar. Cursor zette voor de gelegenheid wat cijfers op een rijtje, maar wat écht eigen is aan de faculteit, is volgens decaan Maarten Merkx niet in cijfers te vangen.
Drieëndertig jaar werd er gelobbyd voor een medische faculteit in Eindhoven, voor BmE vijfentwintig jaar geleden het levenslicht zag. Onderzoekers van vier verschillende faculteiten verenigden zich in deze nieuwe faculteit, die nooit echt een eigen plek op de campus kende. Ook vandaag de dag nog is BmE verspreid over vier verschillende gebouwen: Gemini, Helix, Ceres en Flux, waarvan Gemini binnenkort voor een jaar of vier verruild zal worden voor een tijdelijke locatie, net buiten de campus op het Fontys-terrein. Twee-derde van de faculteit en de labs moeten meeverhuizen naar dat tijdelijke onderkomen.
De faculteit, die volgens decaan Maarten Merkx begon als een experiment, is een volwassen faculteit geworden. Met 286 medewerkers en ongeveer 1000 studenten vindt hij BmE precies groot genoeg. “Iedereen kent elkaar of kan elkaar leren kennen. Het is belangrijk om een bepaalde grootte te hebben die effectief is.” Niet dat hij daar nu een governance-discussie mee wil beginnen, voegt hij daar nog snel aan toe. Maar wat BmE eigen maakt dat zijn niet de aantallen studenten, de hoeveelheid alcohol die er op de faculteit doorheen gaat – vijfhonderd liter per jaar (niet voor consumptie) – of het aantal startups dat in de afgelopen zes jaar is opgericht (negen). Voor de essentie moet je volgens de decaan terug in de tijd.
Pioniersmentaliteit
“De oprichting van BmE kwam voort uit een soort coalition of the willing”, vertelt Merkx. “De mensen van scheikunde, werktuigbouwkunde, natuurkunde en wiskunde die in deze faculteit bij elkaar kwamen, werkten allemaal graag over de grenzen van de disciplines. Er was een gevoel van: dat gaan we samen neerzetten.” Twee jaar na de oprichting kwam de huidige decaan zelf als universitair docent bij de faculteit werken. Bijna alle mensen waarmee hij destijds startte, zijn er nu nog steeds. “Het was een relatief klein clubje met een pioniersmentaliteit. Die autonomie van ergens verantwoordelijk voor willen zijn en daarbij je eigen ideeën willen volgen zit er nu nog steeds wel in. Naar mijn smaak op een gezonde manier.”
Er heerst een informele cultuur met korte lijnen, waarbij samenwerken centraal staat, aldus Merkx. De onderzoeksgroepen hebben niet allemaal een eigen lab, wel zijn er een aantal gemeenschappelijke laboratoria. “Dat is deels noodgedwongen, omdat we niet veel ruimte hebben. Maar belangrijker is dat in de labs mensen van verschillende onderzoeksgroepen door elkaar heen zitten. Dat stimuleert de samenwerking en ook de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid.” Voor nieuwe werknemers kan dat soms even wennen zijn, vertelt hij. “Die vragen als ze hier komen: waar is mijn lab? Dan zeg ik: je hebt geen eigen lab, we hebben al fantastische labs en je kunt meteen aan de slag.”
Vernieuwen
Mensen die nieuw binnenkomen, moeten groeien in de cultuur van de faculteit, ziet Merkx. “We kijken natuurlijk naar de wetenschappelijke kwaliteit, maar je moet ook kijken naar of de persoon in deze setting floreert, dat nemen we wel mee.” Ook op het gebied van vernieuwing is dat volgens hem belangrijk. “Ik kan als decaan niet verzinnen wat er allemaal voor nieuws moet gebeuren. Als faculteit moet je mensen aannemen die creatief zijn, graag met andere mensen werken en het leuk vinden om nieuwe dingen uit te proberen. Het belangrijkste is om een omgeving te creëren waarin daar ruimte voor is.”
Fysieke ruimte moet je als faculteit zonder eigen gebouw soms veroveren. Medewerkers klagen er volgens de decaan terecht weleens over, maar het heeft volgens hem ook als voordeel dat de labs in Helix dicht bij die van de chemici zitten, en die in Gemini dicht bij die van Mechanical Engineering, wat samenwerken makkelijker maakt. Multidisciplinair werken zit in het DNA van de faculteit. “Het klinkt misschien een beetje tegenstrijdig om een eigen faculteit te starten om multidisciplinair te werken. Maar er moest wel een onderwijs en onderzoeksprogramma komen, het was niet vrijblijvend. Je bent samen verantwoordelijk voor de faculteit en om zoiets samen op te zetten moet je vertrouwen in elkaar hebben. Ook de universiteit heeft dat vertrouwen destijds gegeven. Het was best een experiment, maar ze zeiden: ga het maar doen. Er waren ook middelen voor. Ik denk dat je kan zeggen dat het experiment geslaagd is.”
Terugkijken naar hoe het allemaal begon, komt volgens Merkx dankzij het jubileum precies op het goede moment. “Het is goed om te kijken naar wat ons verbindt, maar ook waar we naar toe willen, voor we over een paar maanden fysiek wat verder uit elkaar gaan.”
Feest
Om het jubileum echt goed te vieren is er op vrijdag een groot feest voor medewerkers en studenten. Gaan de BmE’ers daar los? “Ik hoop het wel”, zegt Merkx. “De vorige keer dat we een groot feest hebben georganiseerd was toen we twintig jaar bestonden. Toen begon ik net als nieuwe decaan en hebben ze buiten ons weten om verzonnen dat de vorige decaan Peter Hilbers en ik zouden optreden als dj (zie hoofdfoto, red.). Ze hadden zelfs banners gemaakt. Daar wordt nog steeds wel over gepraat.” Dit jaar zal hij niet weer als dj ten tonele verschijnen, maar er is wel een optreden van de BmE-band. Die bestond al langer, maar heeft er dit jaar nieuwe leden bij gekregen. “Ze hebben dit jaar extra hard gerepeteerd voor het feest.”
De cijfers in dit artikel zijn allemaal opgevraagd bij de faculteit Biomedical Engineering.
Discussie