- Onderwijs
- 13/06/2024
Eppo Bruins (1969) gaat demissionair minister Robbert Dijkgraaf (D66) opvolgen. Dat meldt de NOS. De portefeuilleverdeling op het ministerie is nog niet bekend. Dijkgraaf heeft mbo, hbo en wetenschappelijk onderwijs onder zijn hoede. Hij hamerde graag op de gelijkwaardigheid van die onderwijssoorten en oogstte daar waardering voor. Het ligt voor de hand dat de volgende minister deze onderwijssectoren ook combineert.
Dan zijn het basis- en voortgezet onderwijs in handen van de andere minister (of staatssecretaris). Wie cultuur en media krijgt, is afwachten.
De benoeming van Bruins is nog niet officieel bevestigd, maar de ChristenUnie reageert alvast negatief op het nieuws. 'Eppo heeft, onder andere als Kamerlid, veel voor de ChristenUnie betekend en veel vertrouwen genoten. Wij betreuren zijn keuze om toe te treden tot een kabinet dat er niet namens de ChristenUnie zit', zegt de partij op de eigen website.
Standpunten van Bruins
Als Tweede Kamerlid zei Bruins in 2020 in een online debat dat er misschien te veel jongeren naar het hoger onderwijs gaan. “We zijn als land afhankelijk van de keuzes van zeventienjarigen, terwijl we grote problemen hebben om in de toekomst ons verdienvermogen op orde te houden”, stelde hij. En ook: “Gaan er nog genoeg mensen naar het mbo, die leren metselen en timmeren?”
In datzelfde gesprek zei Bruins dat er meer geld naar de wetenschap moest, omdat dat van belang is voor de economie, of anders voor het oplossen van maatschappelijke problemen als radicalisering en terrorisme. In het hoofdlijnenakkoord van de nieuwe coalitiepartijen staat een fikse bezuiniging op hoger onderwijs en onderzoek.
Bruins, die zelf natuurkunde studeerde, heeft in de Tweede Kamer geregeld een lans gebroken voor andere disciplines, zeker toen het kabinet honderd miljoen euro naar bèta en techniek verschoof. “We willen met name de positie van de geesteswetenschappen veiligstellen”, zei hij. “Die zijn kwetsbaar, maar wel van hoog niveau en waardevol voor ons land.”
Ideale persoon
Robert-Jan Smits, voorzitter van het College van Bestuur (CvB) van de TU/e, is enthousiast over Bruins als kandidaat-minister. "Hij is de ideale persoon. Hij is zelf onderzoeker geweest en kent de wetenschappelijke wereld. Bruins heeft zich altijd hard gemaakt voor onderzoek en innovatie."
In het hoofdlijnenakkoord van de nieuwe coalitie is een forse bezuiniging op het onderwijs opgenomen. Smits hoopt dat de 'enorme kennis en ervaring' van Bruins in de uitvoering van pas komt. "We staan voor grote bezuiningen. Het is van groot belang om een minister te hebben die mee wil denken hoe we dit het beste kunnen realiseren."
Erkennen en waarderen
Bruins is momenteel voorzitter van de Adviesraad voor Wetenschap, Technologie en Innovatie. Deze raad heeft onder meer positief geschreven over ‘erkennen en waarderen’: de poging van universiteitsbestuurders om minder op ranglijsten en publicaties in toptijdschriften te letten. Medewerkers mogen ook op andere terreinen uitblinken, zoals onderwijs, valorisatie of leidinggeven.
Verder adviseerde de raad om minder “naïef” te zijn op het gebied van kennisveiligheid. “Tot voor kort kon je tonnen met onderzoeksgeld ophalen als je wilde samenwerken met China en daar zaten nauwelijks voorwaarden aan”, zei Bruins eind november in actualiteitenprogramma Nieuwsuur.
Innovatie
Een andere onderwerp is innovatie. Bruins en zijn raadsleden kwamen op voor sociale wetenschappen en humaniora. Bij innovatie zijn disciplines als psychologie, rechten, sociologie en cultuurwetenschappen cruciaal, was de boodschap.
Twee jaar geleden brak de raad een lans voor interdisciplinair onderzoek. De overheid kon dit onderzoek op twee manieren stimuleren, was de gedachte. In een interview met het HOP zei Bruins: “Je moet dan vrij onderzoek stimuleren dat vanuit de intrinsieke nieuwsgierigheid van onderzoekers komt, bijvoorbeeld via de vrije competitie van NWO. Je kunt bepaalde hinderlijke regels schrappen, zodat de samenwerking met bijvoorbeeld kunstenaars of ervaringsdeskundigen makkelijker wordt.”
“Je kunt ook top down het onderzoek naar bepaalde complexe onderwerpen stimuleren, dat inherent interdisciplinair is”, schetste hij de andere kant van het beleid. “Die twee dingen moet je niet door elkaar halen.”
Discussie