Docenten discussiëren over implementatie van CBL

Docenten van technische universiteiten uit heel Europa kwamen gisteren, digitaal en fysiek, bijeen op de TU/e om ervaringen uit te wisselen over Challenge-Based Learning (CBL). De interactieve sessie, georganiseerd door Academy for Learning and Teaching, bood volop inspiratie, van creatieve metaforen tot concrete adviezen.

door
foto VectorMine / iStock

Challenge-Based Learning, ofwel CBL, is een onderwijsvorm waarbij studenten in multidisciplinaire teams werken aan praktijkgerichte uitdagingen. Deze uitdagingen – oftewel challenges – komen vaak uit het bedrijfsleven of de maatschappij en dagen studenten uit om innovatieve oplossingen te bedenken. Zo ontwikkelen studenten niet alleen vakinhoudelijke kennis, maar ook vaardigheden als probleemoplossend denken en soft skills zoals presenteren en samenwerken.

Hoewel CBL de brug slaat tussen theorie en praktijk en veel voordelen biedt, brengt deze onderwijsmethode ook uitdagingen met zich mee. Hoe vind je geschikte partners? Hoe creëer je opdrachten die leren én inspireren? En hoe zorg je voor sterke teamsamenstellingen?

De lunchlezing bood docenten de kans om de uitdagingen te bespreken, maar ook om good practices en tips met elkaar te delen. De deelnemers van binnen- en buitenland bestonden vooral uit EuroTeQ-docenten. Dit Europese samenwerkingsproject tussen technische universiteiten, bedrijven en andere partners richt zich op het vernieuwen van technisch onderwijs en het bevorderen van interdisciplinair leren, met een focus op duurzaamheid, innovatie en maatschappelijke uitdagingen.

Expectation management

Isabel de Haan (Business Collaboration & Partnership Manager) en Gert Guri (coördinator Education & Entrepreneurial Learning) van TU/e innovation Space leiden de sessie. In haar rol is De Haan op dagelijkse basis bezig met het recruiteren van industriële partners. Ze licht toe hoe het selectieproces verloopt. “We kijken waar de interesse van de studenten ligt, maar ook naar de leerdoelen. Zo zoeken we een goede match”, vertelt ze.

"Sommige bedrijven zijn op zoek naar inspiratie en creatieve ideeën, anderen zijn bezig met het werven van jong talent en anderen hopen dat het meedoen aan challenges ze meer zichtbaarheid brengt”, legt ze uit. Volgens haar zijn er geen goede en verkeerde motieven; wel is het essentieel om die motivaties helder te krijgen en aan expectation management te doen.”

Guri benadrukt dat de belangen van de studenten altijd centraal staan. “Het is niet de bedoeling dat ze aan vooraf strak gedefinieerde opdrachten werken. Daar leren ze weinig van; dat is gewoon gratis werk.” Volgens hem moeten opdrachten studenten uitdagen en hun creativiteit stimuleren, zonder hen te veel in te perken. “Partners denken soms dat de samenwerking een potje tafeltennis is: snel en direct heen en weer. Maar het lijkt meer op snooker. Ideeën moeten rollen, botsen en groeien voordat ze bij de partner terugkomen.”

Een vraag die tijdens de sessie wordt gesteld gaat over kosten. Moeten bedrijven studenten betalen? De Haan reageert: “We vragen bedrijven meestal niet om financiële bijdragen. Wel dekken ze vaak materiaalkosten en dragen ze bij aan evenementen die we samen organiseren.” Guri vult aan: “De ervaring voor studenten is onbetaalbaar.” Zo krijgen studenten tijdens de cursus niet alleen een inkijkje in het bedrijfsleven, maar ook de nodige steun en begeleiding.”

Interdisciplinaire teams

Studenten werken tijdens de challenges in kleine teams. Een belangrijke uitdaging is om deze teams optimaal samen te stellen. Na een kick-off waarin de industriële partners – ook wel challenge owners genoemd – de projecten presenteren, volgt een speeddatesessie om meer informatie te geven en vragen te beantwoorden. “Uiteindelijk kiezen studenten zelf de challenge waar ze aan willen werken”, zegt Guri.

Bij de teamindeling is interdisciplinariteit cruciaal. “In een team van vijf mogen maximaal twee studenten van dezelfde faculteit zitten.” Ook wordt er gestreefd naar een goede genderbalans. “Daarnaast zorgen we ervoor dat studenten met verschillende culturele achtergronden goed verdeeld zijn over de teams”, voegt Guri toe. Hij erkent dat culturele verschillen tot frictie kunnen leiden. “De Nederlandse communicatiestijl kan als direct en heel assertief overkomen. Bij andere mensen zien we juist dat ze wat stiller zijn en pas hun ideeën delen als ze zeker weten dat hun bijdrage waardevol is.” Om de communicatie te verbeteren, presenteren teams pitches en geven ze elkaar vijf tips en tops.

Teamspirit is essentieel, benadrukt Guri. “We spreken altijd van ‘teams’, niet van ‘groepen’.” Om de cohesie te versterken, is er ruimte voor gezelligheid, zoals samen pizza eten na een drukke dag en speciale high breakfasts na ochtendpresentaties. Outdooractiviteiten, zoals sporten, worden ook aangemoedigd om samen te ontspannen.

Van conceptuele denkers naar probleemoplossers

Het kan voor de studenten enorm wennen zijn om aan praktijkopdrachten te werken, erkent Guri. “Studenten zijn vaak conceptuele denkers, gefocust op abstracte ideeën, theorieën en het grotere geheel.” Zo kunnen ze te diep duiken in literatuurstudies, terwijl dit niet altijd helpt bij het oplossen van het probleem, gelooft hij. “Er is een groot verschil tussen theorie en praktijk. Om concrete problemen in het hier en nu op te lossen, moeten ze anders naar problemen leren kijken.”

Het identificeren van het probleem is volgens hem cruciaal. Hij haalt een bekende uitspraak van Einstein aan: “Als ik een uur had, zou ik 55 minuten besteden aan het nadenken over het probleem en 5 minuten aan het bedenken van oplossingen.” Studenten zijn over het algemeen heel creatief, maar ze moeten ook leren om ideeën los te laten wanneer ze niet werken, vindt hij. “We zeggen altijd tegen hen: ‘Don’t fall in love with your baby. Je moet soms heel wat ideeën loslaten voordat je de ideale oplossing hebt.”

Om die te vinden, is het volgens Guri vaak nodig om buiten je academische bubbel te stappen en met mensen van buitenaf te gaan praten. Studenten vragen zich echter vaak af waar ze de juiste mensen kunnen vinden. Een groot netwerk is niet noodzakelijk, benadrukt Guri met een ludiek voorbeeld: “Wie kent hier iemand die iemand kent die slangen houdt? Er gaat altijd een hand omhoog. Het laat zien dat je altijd de juiste mensen kunt vinden als je actief zoekt binnen je netwerk.”

Hoewel tijdens de sessie veel tips en ervaringen worden gedeeld, benadrukt Guri dat er geen kant-en-klare oplossingen zijn. “We hebben niet alle antwoorden. Je kunt ons zien als spiegels; hoe meer input jullie aan ons leveren, hoe meer we terug kunnen geven”, zegt hij tot slot.

Deel dit artikel