Vandaag demonstreren vakbonden en actiegroepen bij de Vrije Universiteit Amsterdam. Ze hekelen onder meer de vele tijdelijke contracten in de wetenschap en, daarmee samenhangend, de problemen met sociale veiligheid.
Eveneens vandaag, bij de opening van het nieuwe studiejaar, brengen de universiteiten een juichend persbericht naar buiten. Ze melden een “forse stijging” van het aantal vaste contracten.
Ommezwaai
Volgens deze nieuwe cijfers is er inderdaad sprake van een ommezwaai. Vorig jaar had 62 procent van de ‘docenten’ zonder onderzoekstaak een tijdelijke baan, nu geldt dat voor 54 procent (nipt boven het niveau van 2018).
Ook de ‘universitair docenten’ (UD’s) werken nu beduidend minder vaak op een tijdelijk contract (29 in plaats van 19 procent). Ook het ondersteunend personeel heeft nu iets vaker een vaste baan.
Verschillen
Maar de verschillen tussen de universiteiten zijn nog altijd enorm. In Delft heeft 30 procent van de ‘docenten’ een tijdelijk contract, tegen 89 procent aan de Universiteit Utrecht. In Wageningen heeft 40 procent van de universitair docenten een tijdelijk contract, in Tilburg is dat volgens de nieuwste tabellen nul procent.
Promovendi zijn allemaal in tijdelijke dienst, terwijl bijna alle hoogleraren en universitair hoofddocenten een vast contract hebben. Daarin is niets veranderd.
“De afgelopen jaren hebben de universiteiten zich ingespannen om het aandeel vaste contracten te vergroten”, stelt universiteitenvereniging UNL. “Ook de recente investeringen van het kabinet, via sectorplannen en starters- en stimuleringsbeurzen, dragen bij aan minder flexibele en meer vaste contracten.”
Méér tijdelijke contracten
De trend is niet bij alle universiteiten even sterk zichtbaar. Voor docenten en onderzoekers is in Utrecht weinig veranderd, terwijl die universiteit aan deze groep veruit de meeste tijdelijke contracten geeft. Aan de Vrije Universiteit Amsterdam zijn er zelfs méér docenten en onderzoekers in tijdelijke dienst dan vorig jaar. Ook in Tilburg, Nijmegen, Groningen en Eindhoven is geen grote verandering te bespeuren.
De Erasmus Universiteit Rotterdam daarentegen heeft het aandeel tijdelijke contracten voor docenten en UD’s gehalveerd naar respectievelijk 37 en 29 procent. Bij de onderzoekers gaat het van 95 naar 69 procent op een tijdelijk contract.
De jaarlijkse cijfers van de universiteitenvereniging zijn gebaseerd op het personeelsbestand per 31 december. De nieuwste cijfers zijn dus eigenlijk acht maanden oud.
In de tabellen staat overigens ook een relatief kleine, onduidelijke groep ‘overig wetenschappelijk personeel’, die niet is ingedeeld bij de docenten of onderzoekers. Aan sommige universiteiten hebben die allemaal een tijdelijk contract, aan andere hebben ze bijna allemaal een vaste baan. Weer andere universiteiten hanteren die categorie helemaal niet.
Discussie