Verkiezingen: wat staat er op het spel voor het hoger onderwijs?

De verkiezingen van woensdag 15 maart kunnen gevolgen hebben voor het hoger onderwijs en onderzoek. Een verschuiving van de macht in de Eerste Kamer kan bijvoorbeeld de internationalisering raken.

door
foto Smartboy10 / iStock

Het zijn spannende tijden in de politiek. Als de voortekenen niet bedriegen, gaan de regeringspartijen terrein verliezen in de Eerste Kamer (zie kader). En daar hebben ze toch al een minderheid.

Het kabinet van VVD, D66, CDA en ChristenUnie heeft momenteel 32 van de 75 zetels in de Eerste Kamer. Om een wetsvoorstel door de senaat te loodsen, moet dus een deel van de oppositie meestemmen met de coalitie.

Bij controversiële wetsvoorstellen kunnen de benodigde zes zetels van rechts komen (bijvoorbeeld PVV en SGP) of van links (bijvoorbeeld PvdA). Maar wat gebeurt er als de coalitie terrein verliest? Dan kan het kabinet het moeilijk krijgen – ook op het gebied van het hoger onderwijs en onderzoek.

Basisbeurs

Sommige dingen zullen gewoon doorgaan. Het kabinet werkt bijvoorbeeld aan de terugkeer van de basisbeurs per september 2023. Daar staat zo ongeveer de hele politiek achter, afgezien van de VVD. En zelfs die partij zal de plannen niet torpederen, want die zit in het kabinet.

Is er dan geen kritiek op de stufi-plannen van het kabinet? Jawel, want sommige partijen vinden de beurs niet ruimhartig genoeg en ze menen bovendien dat de tegemoetkoming voor studenten van het leenstelsel te karig is. Maar die bezwaren zijn vast niet zo ernstig dat ze het wetsvoorstel vertraging laten oplopen. Het moet nog vóór de zomer zijn afgehamerd.

Internationalisering

Het meest politiek geladen thema is internationalisering. Ergens in februari komt minister Dijkgraaf met zijn plannen om de instroom van internationale studenten beter te beheersen. Daar kun je over speculeren – denk aan betere spreiding over het land of een nieuwe rol voor hogescholen – maar wat de uitkomst ook is, de minister lijkt niet van plan om een muur rond het Nederlandse hoger onderwijs te bouwen.

Zijn voorganger had al een wetsvoorstel ingediend over de onderwijstaal en de internationalisering (‘Taal en toegankelijkheid’). Opleidingen zouden meer mogelijkheden krijgen om de instroom van buitenlandse studenten te beperken. Maar na de val van het vorige kabinet in januari 2021 heeft de Eerste Kamer dat wetsvoorstel in de ijskast gezet. De senatoren hechten dus belang aan het onderwerp.

Sommige partijen zouden het liefst zien dat de universiteiten weer goeddeels Nederlandstalig onderwijs geven, al was het maar in de bacheloropleidingen. Dat zou goed zijn voor de Nederlandse taal en veel buitenlandse studenten zouden dan vanzelf afhaken. Andere partijen maken zich vooral zorgen over huisvesting: waar moeten al die studenten wonen, nu er toch al woningnood is? Ook balen ze ervan dat Nederlandse studiekiezers in selectieprocedures van populaire studies moeten opboksen tegen een keur aan buitenlandse studenten.

Dijkgraaf kijkt anders tegen internationalisering aan. We hebben te maken met grote tekorten op de arbeidsmarkt, dus we kunnen dat buitenlandse talent hier goed gebruiken. Je moet niet alleen naar afzonderlijke opleidingen kijken, meent hij, maar naar het belang van heel Nederland. Daarom heeft hij het wetsvoorstel van zijn voorganger (nog) niet doorgezet.

Wat gebeurt er in de Eerste Kamer als Dijkgraaf met een eigen wetsvoorstel komt? Misschien vinden de rechtse partijen het niet streng genoeg en keuren ze het af. Omgekeerd zouden PvdA en GroenLinks, die in de senaat één fractie gaan vormen, moeilijk kunnen doen als de restricties in hun ogen te ver gaan.

Beurzen in wetenschap

Minister Dijkgraaf mag flink wat geld verdelen in de wetenschappelijke wereld: het gaat om honderden miljoenen. Hij ging welgemoed van start, maar loopt inmiddels tegen weerstand aan. Zijn plan van ‘starters- en stimuleringsbeurzen’ voor onderzoekers zou weleens averechts kunnen werken, is de vrees. Allerlei vakgroepen willen liever zelf bepalen hoe ze het geld uitgeven. Maar dat is niet het type beleid dat in de Eerste Kamer averij oploopt en ook hiervoor geldt dat niemand verantwoordelijk wil zijn voor een vertraging van de uitgaven.

Selectie en bindend studieadvies

Dit ligt iets verder in de toekomst, maar de coalitie wil het bindend studieadvies aanpakken: studenten zouden langer de tijd moeten krijgen om aan de norm te voldoen. Het is alleen nog niet duidelijk hoe Dijkgraaf dat handen en voeten wil geven.

Maar op dit onderwerp is de politieke steun nog onduidelijk. De PVV verzette zich onlangs tegen loting bij de toegang tot populaire opleidingen en wil ook niet tornen aan het bindend studieadvies. Van andere partijen op de rechterflank is het maar afwachten hoe ze erover denken.

Mogelijkheden?

Sommige problemen met politieke meerderheden kan het kabinet voorkomen door ‘afspraken’ te maken met de instellingen. Zo gaat het bijvoorbeeld in de sectorplannen. De universiteiten leggen uit wat ze allemaal van plan zijn en de minister kan de plannen goedkeuren.

Hij zou zoiets ook met het bindend studieadvies kunnen doen. Dan hoeft hij de wet niet te veranderen om de norm voor studenten toch iets minder hard te maken. Maar als het over internationalisering gaat, is dat vermoedelijk niet genoeg.

De komende verkiezingen

In principe kiezen we elke vier jaar de leden van de Tweede Kamer. Voor de Eerste Kamer daarentegen zijn er ‘getrapte verkiezingen’. We stemmen op 15 maart voor de Provinciale Staten. De verkozen leden kiezen daarna de Eerste Kamer.

De Tweede Kamer heeft 150 zetels, waarvan 77 voor de coalitiepartijen VVD, D66, CDA en ChristenUnie. De Eerste Kamer telt slechts 75 zetels, zodat er 38 zetels nodig zijn voor een meerderheid. De coalitiepartijen hebben momenteel maar 32 zetels in handen.

In de laatste Peilingwijzer, die enkele andere peilingen combineert, staat het kabinet op een flink verlies. De vier coalitiepartijen zouden tussen de 30 en 38 procent van de stemmen krijgen, oftewel 23 à 29 zetels. Dan kan de senaat voor nieuwe wetgeving een serieuze horde worden.

Deel dit artikel