De energieprijzen blijven in 2023 hoog, verwacht het kabinet. Daarom wil het huishoudens met lage inkomens opnieuw een energietoeslag geven. Daar is een wijziging van de participatiewet voor nodig, die het kabinet een maand geleden ter advisering naar de Raad van State stuurde.
Geen studenten
In het nog niet gepubliceerde wetsvoorstel staat volgens de Raad van State expliciet dat studenten niet in aanmerking komen voor de energietoeslag. In 2022 stond die uitzondering niet in de wet, maar alleen in de richtlijnen die gemeenten van minister Schouten (Armoedebeleid) kregen.
Dat leidde ertoe dat de meeste gemeenten studenten geen energietoeslag gaven, maar sommige deden dat wel, al was het maar om juridische procedures te voorkomen. In Nijmegen won een student een rechtszaak over de energietoeslag.
De Afdeling advisering van de Raad van State is kritisch over het nieuwe wetsvoorstel. Zeonderkent dat studenten anders wonen dan de meeste huishoudens die onder het minimabeleid vallen. Maar dat neemt niet weg dat ook uitwonende studenten met stijgende energielasten worden geconfronteerd. Zeker als ze een eigen woning hebben.
Overcompensatie
Het argument van het kabinet dat sommige studenten te veel steun zouden krijgen geldt niet alleen voor hen, aldus het advies. “Het is de Afdeling niet duidelijk waarom overcompensatie bij studenten problematisch wordt geacht en bij andere groepen minima niet. Ook de omstandigheid dat studenten een verhoging van de basisbeurs ontvangen maakt deze groep niet anders: voor alle minima zijn immers aanzienlijke koopkrachtmaatregelen getroffen.”
Verder kunnen gemeenten door de voorgestelde wettelijke uitsluiting van studenten geen eigen koers meer varen. Als ze wél aanleiding zien om de energietoeslag aan bepaalde groepen studenten uit te keren, mag dat straks niet meer. Dat kan dan alleen nog via de individuele bijzondere bijstand, wat ook veel extra werk kost.
Beter motiveren
De Raad van State is er kortom niet van overtuigd dat een categoriale uitsluiting van studenten op zijn plaats is. Het kabinet krijgt het advies om de wettelijke uitsluiting beter te motiveren “en zo nodig het voorstel op dit punt aan te passen”.
Wat het kabinet doet met de kritiek zal blijken als het definitieve wetsvoorstel naar de Tweede Kamer gaat.
Discussie