Dinsdagavond sprak de Tweede Kamer over een wetsvoorstel dat al lange tijd in de maak is. Sinds 2017 is loting afgeschaft in het hoger onderwijs. Het blinde toeval mocht geen rol meer spelen in de toelating tot opleidingen met een beperkt aantal plaatsen; de opleidingen moesten hun studenten selecteren op basis van talent en motivatie.
Straks mogen ze van alles. Ze mogen blijven selecteren zoals ze nu doen (dan verandert er niets), maar ze mogen ook hun plaatsen verloten onder alle aspirant-studenten. Daarbij mogen ze desgewenst sommige aanmelders meer kans geven dan andere, bijvoorbeeld op basis van hun rapportcijfers en motivatie. Ze mogen die twee methoden ook mengen: eerst de meest geschikte studenten selecteren en dan loten onder de rest.
Niet in problemen
Het wetsvoorstel zelf kwam gisteravond geen moment in de problemen. De linkse oppositiepartijen zijn weliswaar tegen selectie in het hoger onderwijs en zouden liever alleen maar loten, maar zij beschouwen het wetsvoorstel wel als een stap in de goede richting.
Andere partijen, zoals VVD en PVV, vinden selectie juist rechtvaardiger dan loten. Maar regeringspartij VVD wil ook dat opleidingen daarin eigen keuzes kunnen maken en dat blijft met deze wet zo.
Wel hebben VVD, CDA en ChristenUnie samen een amendement op het wetsvoorstel ingediend. Ze willen net iets meer mogelijkheden voor de opleidingen. Daar pleitten de universiteiten en academische ziekenhuizen overigens ook voor. Voorafgaand aan het loten moeten de opleidingen niet alleen de beste kandidaten kunnen selecteren, maar ook de zwakste kandidaten kunnen afwijzen. Loten doe je dan alleen in de middengroep.
Gedachtefout
Minister Dijkgraaf ziet dat niet zitten. “Een van de gedachtefouten die je hierbij makkelijk zou kunnen maken, maakte ik eerst ook”, zei hij tegen de Kamer. “Je denkt dan dat de populatie van studenten een soort bel-kromme is, met een groep van absolute toptalenten, die je zo wilt hebben, en ook ergens een groep van achterblijvers, die je er eigenlijk makkelijk af kan kappen. Dat is niet hoe de studentenpopulatie eruitziet.”
Volgens de minister kun je wel een ‘kleine topgroep’ onderscheiden, maar daarna volgt “een grote berg richting de wat minder hoge scores”. In die groep valt volgens hem nauwelijks een zinnig onderscheid te maken. “Als je daar dus een stukje van af gaat snijden, heb je eigenlijk geen enkel idee wie je daarmee precies uitsluit. Het is geen symmetrische situatie.”
Een principieel bezwaar had hij ook. Bij de huidige selectie voor fixusopleidingen krijgen de studenten een rangnummer. Iedereen kan dus worden toegelaten, als genoeg mensen aan de bovenkant alsnog afhaken en bijvoorbeeld een andere opleiding kiezen of een tussenjaar nemen. Dat verandert zodra je een groep aspirant-studenten afwijst: die hebben dan helemaal geen toegang meer.
Het veranderde weinig aan de opvattingen van de drie regeringspartijen die het amendement indienden. De vierde regeringspartij, D66, zal het amendement niet steunen. Die vreest voor de kansengelijkheid.
Kansengelijkheid
In het debat kruisten de politici verder vooral de degens over de vraag wat woorden als kansengelijkheid en diversiteit nu precies betekenen. Is het erg als bepaalde groepen studenten minder vaak door de selectie komen?
Zohair El Yassini (VVD) ziet het probleem niet en wil dat inzet en talent de doorslag geven bij de toelating tot studies als geneeskunde. “Ik heb in mijn directe omgeving mensen van niet-westerse afkomst, vrienden en kennissen van mij, die geneeskunde zijn gaan studeren en die zich hebben opgewerkt richting arts of chirurg”, zei hij. “Dat vind ik juist heel mooi. Dat zijn de gelijke kansen waarover we het hebben.”
Met name linkse partijen hebben minder vertrouwen in de selectieprocedures en vrezen dat die de ongelijkheid vergroten. Sommige jongeren kunnen makkelijker bijles volgen, of ze krijgen hulp van hun ouders bij het schrijven van een motivatiebrief. Waar selecteer je dan eigenlijk op?
Lisa Westerveld (GroenLinks) gaf het voorbeeld van iemand die geneeskunde wil studeren met twee artsen als ouders. “Zet dat eens af tegen een student uit een familie van migranten, waarin er minder goed Nederlands wordt gesproken. Dan heeft die eerste student toch over het algemeen meer kans om geselecteerd te worden voor die opleiding? Dat heeft dan toch niet per se iets te maken met het talent van diegene of met de vraag of diegene later een goede arts wordt?”
In gesprek
Die discussie zal nog wel even voortduren, zeker na het scherpe rapport van de Onderwijsinspectie dat afgelopen vrijdag verscheen. Dijkgraaf beloofde op dat rapport terug te komen. Een van de conclusies is volgens hem “dat we veel meer met de instellingen in gesprek moeten gaan” over een verstandige inzet van selectie en loting.
Als de wet wordt aangenomen, heeft dat op zijn vroegst over een jaar gevolgen. De selectieprocedures voor studiejaar ’23/’24 al van start gegaan. Bovendien moet de Eerste Kamer er ook nog over stemmen.
Discussie