Sluitstuk | Samen leren met plezier
Dat er op Nederlandse basisscholen al veel ‘playful learning’ op het gebied van techniek en wetenschap plaatsvindt, noemt TU/e-onderzoekster Gabriella Tisza heel waardevol. Maar om het effect van de funfactor op het leergedrag van tieners te bestuderen ontbrak het aan een juiste onderzoekstool. Ze ontwierp daarom FunQ en ging met een workshop coderen langs verschillende basisscholen. Haar advies voor leerkrachten: integreer STEM-onderwijs in het lesprogramma voor ieder kind én ontdek zelf actief mee.
Gabriella Tisza lacht als ze terugdenkt aan haar eigen basisschooltijd. De geboren Hongaarse leerde ‘op traditionele wijze’ lezen en schrijven. “In Hongarije wordt leren als een serieuze zaak beschouwd. Bij ons stond de onderwijzer echt als een baas voor de klas. Veel klassikale lessen waarbij kennis stampen centraal stond, en orde en regelmaat hoog in het vaandel.” Nogal een overgang toen ze kennismaakte met het Nederlandse leersysteem waarbij er veel aandacht is voor het leren van (sociale) vaardigheden en het leren leuk mag zijn. Gaandeweg vroeg ze zich af op welke manier er nu het meest effectief wordt geleerd. Toen er daarom binnen het Industrial Design-cluster Future Everyday een promotieplek vrijkwam om onder tieners het verband tussen leren en plezier te onderzoeken, dook Tisza de literatuur in en was het voor haar ‘back to school’. Donderdag 19 januari verdedigt ze haar proefschrift aan de faculteit Industrial Design.
Digitalisering van de maatschappij
In de basisschoolklas vindt steeds meer een verschuiving plaats van traditioneel leren naar interactief onderwijs. Een voorloper op dit gebied is Science, Technology, Engineering and Mathematics – kortweg STEM – een veelzijdige leerbenadering die onderzoekend, ontdekkend en ontwerpend leren combineert. Tisza legt uit waarom STEM zo belangrijk is voor de nieuwe generatie scholieren. “STEM bereidt leerlingen voor op hun toekomst door het leren van vaardigheden centraal te stellen. Zwaartepunt ligt op het tech-aspect; door de digitalisering van onze maatschappij neemt de hoeveelheid technische banen alleen maar toe, terwijl er steeds minder gespecialiseerde arbeidskrachten te vinden zijn. Door STEM te integreren in het onderwijs kunnen we meer kinderen interesseren voor een toekomst in de techniek; maar kritisch denken en systematisch problemen kunnen oplossen is natuurlijk voor iedereen een nuttige vaardigheid.”
Daarnaast pleit Tisza voor het aanbieden van STEM-onderwijs aan alle kinderen, ongeacht hun leerniveau. “Vaak zie je dat STEM wordt gezien als verdiepende lesstof en alleen de plusklas-kinderen ermee aan de slag gaan. Maar meestal is er bij hen thuis al veel aandacht voor technologie en wetenschap. Uit mijn onderzoek komt heel duidelijk naar voren dat de leerwinst het grootste is bij kinderen uit gezinnen met een lagere sociaal-economische status. Door juist hen te stimuleren richting een technologische carrière wordt de kans op een betere toekomst vergroot.”
Smiley faces
Vanwege het praktische karakter wordt er binnen STEM veel gebruik gemaakt van innovatieve leermiddelen en hands-on leren. Kinderen zijn enthousiast, maar leren ze op deze manier ook daadwerkelijk beter? In haar literatuurstudie vond Tisza echter dat de focus bij het evalueren te veel bij het leermiddel zelf lag: vinden kinderen het leuk om te spelen, werken de visuals goed en blijven ze lang genoeg geconcentreerd? En een juiste evaluatietool voor met name tieners ontbrak, vertelt Tisza.“Je kent vast de beoordelingsschaal met de vijf emoticons, van droevig via neutraal naar een smiley face; deze wordt veel ingezet bij kinderen. Maar oudere kinderen kunnen inhoudelijk veel meer aangeven, je mist daarom diepgang als je alleen evalueert op basis van emoticons. Juist om te achterhalen hoe een kind zich voelde tijdens het leermoment is die diepgang essentieel.“
Tisza besloot zelf een evaluatietool voor tieners te ontwikkelen. Daarvoor moest ze eerst precies achterhalen wat nou iets ‘fun’ maakt als je aan het leren bent. Volgens haar zijn hier een aantal elementen belangrijk: controle over de activiteit die je doet, intrinsieke motivatie, uitdaging en een comfortabel gevoel. Of zoals ze zelf samenvat: “Fun is an emotional experience during which one feels in control over the activity and is intrinsically motivated for participation, one experiences an optimal level of challenge matching their level of skills, one feels ‘well’ during the activity and does not feel ‘bad’, one is immersed in the activity losing the perception of time and space, while letting go of social inhibitions.”
Na veel testen en verfijnen omvat haar evaluatietool FunQ uiteindelijk een lijst met achttien concrete vragen. Met deze questionnaire liep ze verschillende basisscholen af, waar ze aan de bovenbouw onder meer workshops coderen gaf en een jaar later nogmaals terugkeerde. Naast een berg onderzoeksdata leverde dat ook mooie verhalen op. “Een jong meisje kwam naar me toe en liet weten dat ze haar ouders gek gezeurd had of ze de codeerset die we in de workshop gebruikt hadden voor thuis konden aanschaffen. Met succes, want met glimmende ogen somde ze een hele lijst op van dingen die ze er zelf mee gemaakt had. Zo mooi om te zien wat intrinsieke motivatie doet. We zien dat leren met plezier veel beter werkt dan leren voor enkel een hoog cijfer.”
Samen ontdekken
Wat Tisza opviel was dat alle docenten – op twee na – tijdens de workshops achterin de klas gingen zitten en een observerende rol aannamen. Juist op een basisschool in een kansarme buurt waren de leerkrachten oprecht geïnteresseerd en deden ze actief mee. Zo zagen de kinderen dat ook hun onderwijzer nieuwe dingen leert met trial and error, en stapten leerlingen zelf sneller over hun vooroordeel heen ‘dat ze het vast toch niet konden’. Het samen ontdekken bleek een openbaring. Als leraar hoef je niet alles te weten, maar mag je leren en fouten maken.
Met haar proefschrift wil Tisza leraren te laten zien dat ook binnen het STEM-onderwijs de funfactor heel belangrijk is en hoopt ze dat nog meer basisscholen creatief met technologie en wetenschap aan de slag gaan. Want nu ze zelf twee jonge kinderen heeft – haar jongste dochter van drie maanden slaapt in de draagzak op haar borst – weet ze een ding zeker: het wordt over een aantal jaar geen traditionele Hongaarse basisschool, maar ze mogen in Nederland met plezier ontdekken en al spelend nieuwe vaardigheden opdoen.
Discussie