De brief over internationalisering in het hoger onderwijs is een paar keer uitgesteld, tot ergernis van de Tweede Kamer, maar vanmiddag stuurt minister Robbert Dijkgraaf hem toch naar de Tweede Kamer. Daarin schetst hij in grote lijnen hoe hij tegen de toestroom van internationale studenten aankijkt.
Het is goed voor de samenleving en de kenniseconomie als internationale studenten hierheen komen, onderstreept de minister in een persbericht. “Maar het moet wel mogelijk zijn om die stroom studenten waar nodig te kunnen beheersen.” Anders leidt internationalisering volgens hem tot “overvolle collegezalen, hoge werkdruk van docenten en gebrek aan huisvesting”.
Ook komt dan de toegankelijkheid van opleidingen onder druk, stelt de minister. Hij gaat daar niet nader op in, maar het gaat dan vooral om opleidingen met een numerus fixus. In de selectie voor die opleidingen moeten Nederlandse jongeren het immers opnemen tegen een steeds grote groep studenten uit andere landen.
Rem en stuur
“We hebben naast een gaspedaal ook een rem en vooral een stuur nodig”, is Dijkgraafs conclusie. Wat de D66-bewindsman daarbij wil benadrukken: “Nederland is geen eiland – integendeel, we zijn juist één van de meest internationaal verbonden landen van de wereld.”
Voor sommige sectoren lijkt hij de toestroom liever niet te willen indammen. Of zoals het ministerie het samenvat: de minister wil ‘maatwerk’ voor studies als ict en techniek, en voor studies in de tekortsectoren op de arbeidsmarkt.
Ook gaat de aanpak per regio verschillen. Universiteiten en hogescholen vlakbij de Duitse en Belgische grens hebben volgens hem een ‘andere positie’ waar het om internationalisering gaat.
Ingrijpen
Maar wat wil hij dan doen? Allereerst komt er “een vorm van centrale regievoering” om met maatschappelijke belangen in het achterhoofd naar het naar het hele onderwijsstelsel te kunnen kijken. De vraag naar talent speelt bijvoorbeeld mee in de afwegingen over de toestroom van studenten.
Als het stelsel in gevaar dreigt te komen, wil minister Dijkgraaf mogelijkheden hebben om “in te grijpen”, staat in het persbericht. Maar het is nog niet bekend hoe die regie eruit gaat zien. De precieze vorm ervan “wordt de komende tijd verder uitgewerkt”.
Zo stelt hij een deel van zijn plannen toch weer uit, want mogelijke denkrichtingen voor die centrale regie deelt hij nog niet. Te denken valt aan centrale aanmelding voor populaire opleidingen (zoals vroeger bij geneeskunde), zodat internationale studenten wel in Nederland kunnen studeren, maar misschien niet in de Randstad. Ook zouden hogescholen, met toegesneden opleidingen, een deel van de grote toestroom kunnen opvangen. Maar Dijkgraaf zegt er nog niets over.
Numerus fixus
De toegankelijkheid van het onderwijs wil de minister bevorderen door de regels rond de numerus fixus te veranderen. Opleidingen mogen straks de instroom beperken bij een traject binnen de opleiding, bijvoorbeeld het Engelstalige traject. Dan kunnen Nederlandstalige studenten altijd binnenkomen via de Nederlandstalige variant, terwijl er een grens wordt gesteld aan het aantal studenten in het Engelstalige traject.
Ook komt er een noodrem als een opleiding plotseling overspoeld wordt met studenten van buiten de Europese Unie. Als opleidingen dreigen vol te lopen, kunnen ze de onverwachte stijging stuiten met een ‘noodcapaciteitsfixus’.
Nederlands leren
Ten slotte wil Dijkgraaf dat hogescholen en universiteiten de taalvaardigheid in het Nederlands bij alle studenten gaan bevorderen, dus ook bij de internationale studenten. Een betere beheersing van het Nederlands vergroot hun kansen op de arbeidsmarkt, is de overweging. Bovendien zou de kans dan groter worden dat studenten uit het buitenland na hun studie in Nederland blijven.
Ook vraagt hij hogescholen en universiteiten om de Nederlandse taal in het onderwijs “te behouden en versterken”. Zoals hij schrijft: “Nederlands is en blijft de hoofdtaal, waarbij de toegestane uitzonderingen beter worden gedefinieerd. Dat maakt toezicht hierop mogelijk.”
Daar is wel een nieuw wetsvoorstel voor nodig. Dat zal volgens het ministerie niet eerder van kracht kunnen zijn dan september 2024. Als de Tweede Kamer het accepteert, gaat het hoger onderwijs het komende studiejaar dus nog op de oude voet verder.
Verder wil Dijkgraaf dat de bestuurstaal aan universiteiten en hogescholen in principe het Nederlands is. Indien nodig mag het ook tweetalig. Daarover gaat hij ‘bestuurlijke afspraken’ maken. Op dit moment is Engels de bestuurlijke voertaal aan de Universiteit Twente en de TU Eindhoven. De Universiteit Maastricht is bijvoorbeeld tweetalig. Onder de hogescholen is Engels bijvoorbeeld een belangrijke voertaal aan Breda University of Applied Sciences (BUas).
Woningmarkt
Internationalisering is een van de meest gevoelige onderwerpen in het hoger onderwijs. Critici menen bijvoorbeeld dat veel opleidingen alleen maar in het Engels zijn om te verdienen aan studenten uit het buitenland, wat de positie van het Nederlands (en de taalbeheersing van studenten) zou bedreigen. Activisten hebben rechtszaken tegen de verengelsing gevoerd, maar die hebben het tij niet gekeerd.
Afgelopen studiejaar waren er volgens het ministerie 115 duizend internationale studenten in Nederland. Dat is 3,5 keer zoveel als in studiejaar 2005-2006. Dit leidt ook tot problemen op met huisvesting, met name aan het begin van het studiejaar. Elk jaar weer zijn er taferelen van eerstejaars die op een camping moeten slapen omdat ze nog geen woonruimte hebben.
Studenten moeten goede voorlichting krijgen over de huisvesting, vindt Dijkgraaf. Ook moeten universiteiten en hogescholen terughoudend zijn met het werven van buitenlandse studenten. Ze kunnen beter gericht te werk gaan, bijvoorbeeld voor opleidingen in sectoren met een tekort op de arbeidsmarkt. Daar had de minister al eerder toe opgeroepen.
De Tweede Kamer gaat nog voor de zomer met de minister in debat over internationalisering. Misschien komt er dan meer duidelijkheid over de ‘centrale regievoering’ die Dijkgraaf in gedachten heeft.
Discussie