In de academische wereld moet meer ‘rust en ruimte’ komen, vindt minister Dijkgraaf.
Mede door de voortdurende competitie om onderzoeksgeld bij onderzoeksfinancier NWO gaan veel onderzoekers gebukt onder werkdruk.
Vorig jaar onthulde hij zijn plan. Er komen startersbeurzen van 300 duizend euro voor alle universitair docenten met een nieuw vast contract. Daarnaast mogen de universiteiten zelf stimuleringsbeurzen van wisselende hoogte gaan verdelen. Er is 300 miljoen euro per jaar mee gemoeid. Het moet ervoor zorgen dat onderzoekers minder afhankelijk zijn van NWO.
Kritiek
Al snel klonk er kritiek. Dit kan onbedoeld leiden tot een nieuwe competitie, dacht bijvoorbeeld De Jonge Akademie: niet bij onderzoeksfinancier NWO, maar binnen de muren van de eigen instelling.
De activisten van WOinActie opperden om het geld gewoon over alle universitair docenten, hoofddocenten en hoogleraren te verdelen. Dat zou neerkomen op zo’n 25 duizend euro per persoon.
Ook de universiteiten hadden bezwaren. Misschien kun je het geld beter aan teams geven dan aan individuele onderzoekers, was een van de ideeën. En waarom krijgt iedereen evenveel? In het ene vakgebied zijn de kosten hoger dan in het andere.
Uitstel
Een speciale commissie gaat minister Dijkgraaf advies geven over de ‘uitwerking’ van de plannen voor deze beurzen. In die commissie zitten opvallend veel critici van Dijkgraafs plannen. En nu is die commissie er dus nog niet uit. De deadline was 31 maart en nu wordt het 30 juni.
Voorzitter Bert Weckhuysen heeft de minister om uitstel gevraagd, omdat de commissie een ‘brede consultatie’ wil doen “bij potentiële ontvangers van de beurzen, bestuurders, leden van de medezeggenschap en andere betrokkenen”.
Weckhuysen schreef eerder voor wetenschapsgenootschap KNAW een advies over zulke beurzen (die toen rolling grants werden genoemd). In zijn commissie zitten onder anderen leden van WOinActie en De Jonge Akademie, maar ook de rector van de Universiteit Maastricht en een lid van vakbond AOb dat een demonstratie leidde bij de opening van het academische jaar.
Discussie