Er zijn geen data beschikbaar over de “migratieachtergrond, etniciteit of racialisering” van de staf van Nederlandse universiteiten, schrijft De Jonge Akademie, een gezelschap van relatief jonge topwetenschappers verbonden aan wetenschapsgenootschap KNAW. Van studenten is alleen de ‘migratieachtergrond’ bekend.
Tegen het verzamelen van zulke data is dan ook veel weerstand. Vorig jaar ontbrandde bijvoorbeeld een felle discussie over een ‘barometer’ voor culturele diversiteit waar enkele universiteiten mee aan de slag wilden.
Identificeren
Maar zulke data kunnen worden gebruikt “om etnische discriminatie en racisme te identificeren, te begrijpen, en te bestrijden”, staat in een van de twee rapporten die De Jonge Akademie erover heeft geschreven. En dat vinden de onderzoekers ook wat waard.
De rapporten zijn gebaseerd op zestien interviews, dus harde conclusies willen de schrijvers niet trekken. Maar uit de interviews komen wel ‘aandachtspunten’ naar voren, bijvoorbeeld dat sommige respondenten het wrang vinden dat het verzamelen van zulke data nodig is.
Een masterstudent milieuvraagstukken aan Wageningen University & Research (WUR) zegt bijvoorbeeld dat vooral witte mannen het moeilijk vinden om de verhalen van niet-witte mensen te geloven. “Zij willen heel vaak bewijs.” De voorzitter van een Afro-Nederlandse studentenvereniging stelt in het rapport dat dataverzameling nodig is voor “het legitiem maken van de ervaringen van mensen van kleur in Nederland binnen onderwijsinstellingen”.
Hokjes
Maar wat ga je dan verzamelen? Voor je het weet stop je mensen in hokjes die ze niet zelf hebben uitgekozen en dat roept weerstand op. Misschien kunnen mensen maar het best zelf bepalen hoe ze zich identificeren, oppert de Jonge Akademie op grond van de interviews.
De respondenten noemen zich bijvoorbeeld Afro-Surinaams, Hagenees, Marokkaans, Nieuwe Nederlander, Nederlands-Turks of niet-wit. Alles kan. Hoe dan ook is het van belang dat studenten en medewerkers ‘van kleur’ zeggenschap hebben in de categorisering.
Verder is het belangrijk dat de data in goede handen zijn – en lang niet iedereen heeft wat dat betreft genoeg vertrouwen in de universiteit. Als het bij de belastingdienst misgaat, waarom dan niet bij een onderwijsinstelling? “Je vergroot de kans tot discriminatie en racisme, want je weet niet wie achter het scherm zit”, zegt bijvoorbeeld een zwarte student.
De rapportschrijvers (en de meeste respondenten) lijken uiteindelijk de voorkeur te geven aan het verzamelen van zulke data – zolang het maar goed gebeurt. Maar een minderheid van de respondenten houdt fundamentele bezwaren. Zo meent Amade M’charek, hoogleraar antropologie aan de UvA, dat databases etnische verschillen te belangrijk maken: “Door ze in een database te stoppen lijkt het alsof het hele natuurlijke criteria zijn die overal gelden.” Bovendien loop je volgens haar het risico om verschillen binnen zulke groepen over het hoofd te zien.
Eerste verkenning
De twee rapporten, die elkaar aanvullen en in wezen over hetzelfde gaan, zijn bedoeld om de discussie over diversiteitsbeleid en racismebestrijding te verrijken met aandachtspunten. Het gaat nadrukkelijk om “een eerste verkenning” en niet om een representatief beeld van de visies van staf en studenten van kleur.
Discussie