Deze maand kwamen twee zaken in het nieuws over wetenschappers die zich hebben misdragen. Een Leidse hoogleraar sterrenkunde mag zich nooit meer op de universiteit vertonen en een Vlaamse hoogleraar, die ook in Nederland werkte, is wegens verkrachting tot een celstraf veroordeeld.
Maar het probleem van sociale veiligheid aan de universiteiten speelt al veel langer. Hierover schreef de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) een advies voor minister Dijkgraaf en de universiteiten.
Het rapport, dat in juli verscheen, is een soort gids met praktische handvatten voor de aanpak van sociale veiligheid. Gedragswetenschapper Naomi Ellemers, universiteitshoogleraar in Utrecht, was voorzitter van de commissie die het advies opstelde.
Wat dacht u toen het nieuws over de hoogleraren naar buiten kwam?
“Universiteiten zijn grote organisaties, waar veel mensen werken. Ik ga ervanuit dat dit soort dingen op veel plekken gebeuren of gebeurd zijn, dus ik ben niet verbaasd wanneer zulk nieuws naar boven komt. Ik hoop wel dat we een omslagpunt bereiken. We moeten de zolder opruimen en zaken afwikkelen die al jaren spelen, maar daarna moeten we ook vooruit kijken.”
Waarom spelen zulke zaken vaak zo lang?
“De problemen komen nooit uit de lucht vallen. Elke keer hoor je weer dat er sprake is van een patroon en dat het al langere tijd bekend was. Maar als er geen formele klacht ligt, denken mensen dat ze niets kunnen doen en dan laten ze het voortduren. Universiteiten kijken vaak te juridisch: ze willen het bewijs helemaal rond hebben voordat ze ingrijpen. Maar het is niet nul of één.”
Had de Universiteit Leiden bijvoorbeeld eerder kunnen handelen?
“Dat zegt collegevoorzitter Annetje Ottow zelf ook. [Ze gaf hierover een interview in NRC; red.] Hopelijk gaat hier iets in veranderen.”
De hoogleraar sterrenkunde mag niet meer op de universiteit komen, maar hij wordt niet ontslagen.
“Ik ken de zaak alleen uit de krant, maar volgens mij is dat juist een goed teken. Kennelijk kunnen ze hem niet ontslaan, maar grijpen ze toch in. Er gelden allerlei arbeidsrechtelijke beperkingen, maar daarbinnen kun je nog van alles doen. Als je er eerder bij bent, kun je ook een kleinere of tijdelijke maatregel opleggen. Dan mag iemand bijvoorbeeld een tijd geen promovendi begeleiden en moet hij een verplichte training volgen en gedragsverbetering laten zien. Dat is nu nog ongebruikelijk.”
U pleit voor een cultuurverandering, maar die moet je dus maken met mensen uit de oude cultuur. Hoe doe je dat?
“Dat kan inderdaad moeilijk zijn, maar het begint met de vraag: wat vinden we wel of geen acceptabel gedrag? En natuurlijk is dat aan verandering onderhevig. Mensen denken soms: ik heb vroeger ook weleens een grap gemaakt die te ver ging, moet ik dan ook op de brandstapel? Het werpt een drempel op om het gesprek hier en nu te voeren. Toch kun je best zeggen: twintig of dertig jaar geleden dachten we er niet over na, maar nu gaan we het anders doen.”
U vertelde deze zomer dat mensen met macht letterlijk een ander beeld van de wereld hebben dan degenen die van hen afhankelijk zijn: ze kunnen uiteindelijk niet weten hoe hun gedrag overkomt. Is dat de bron van de problemen?
“Ja, dat speelt zeker mee. Voor mij en mijn vakgenoten is dat basiskennis, maar voor sommige mensen is het inderdaad een eye opener. Bij zaken rond seksueel grensoverschrijdend gedrag hoor je weleens: als die vrouwen het niet willen, dan kunnen ze toch gewoon ‘nee’ zeggen? Dan sta je er niet genoeg bij stil dat een machtsverhouding dat heel moeilijk maakt.”
Kun je dat probleem verhelpen?
“Een cultuur kan veranderen. Vrouwen van mijn leeftijd hoor je ook weleens zeggen: ik heb van alles meegemaakt, het was niet altijd leuk, maar je moet tegen een stootje kunnen. Jonge vrouwen vragen nu: waarom dan? Waarom zouden we het moeten accepteren? En dat is heel terecht.”
Wat kunnen universiteiten doen?
“Je kunt klein beginnen. Er zijn nog altijd mensen die zeggen: ik heb al twintig jaar geen functioneringsgesprek gehad. Dat kan natuurlijk niet. Verder moet je in die gesprekken niet alleen vragen naar publicaties, fondsenwerving en onderwijs, maar ook naar sociale veiligheid en de kwaliteit van leiderschap. Dat is gewoon heel belangrijk. Je kunt ook letten op tevredenheid, personeelsverloop en ziekteverzuim. Laten we goed monitoren hoe het met mensen gaat en daar ook consequenties aan verbinden. Ooit moet je daarmee beginnen.”
Krijg je daarmee een cultuuromslag?
“Het helpt wel, als je het systematisch doet. Verder moeten universiteiten zorgen voor een netwerk van mensen waar je terechtkunt, zodat je niet meteen naar die ene vertrouwenspersoon hoeft te stappen die ver van de werkvloer afstaat. Je moet iemand op je eigen niveau advies kunnen vragen, zonder dat het meteen juridisch wordt.”
Dus onder bijvoorbeeld de promovendi van een vakgroep moet er iemand zijn met wie andere promovendi over grensoverschrijdend gedrag kunnen spreken?
“Jawel, maar kan die promovendus dan ook de voorzitter van een vakgroep aanspreken op slecht leiderschap? Daarvoor heb je toch ook collega’s nodig die in een soortgelijke functie zitten als die voorzitter, en die een taak hebben op het gebied van sociale veiligheid. Bestuurders moeten zich dus afvragen welke taken ze willen verdelen en wie ze daarvoor vragen. Aan de universiteit verzorgen we onderwijs en onderzoek, maar hoe krijg je dat voor elkaar zonder goede relaties? Daarom moeten mensen er uren voor krijgen en trainingen voor volgen. Het moet terugkomen in de evaluaties. Het kan allemaal professioneler.”
Is het nu wachten op de volgende casus?
“Misschien, maar het is wel een goed teken dat jonge mensen nu naar voren komen. Het onderwerp krijgt aandacht en je gaat problemen pas melden als je verwacht dat er echt iets aan gedaan wordt.”
Discussie