- Campus , Mensen
- 17/11/2022
“Architectuur is geen entertainment”
Het veelgeprezen depot van het Boijmans Van Beuningen in Rotterdam is niet aan hem besteed. “Een spiegelende op zichzelf staande bloempot, zonder context en alleen maar bedoeld om te entertainen. Leuk voor Las Vegas misschien”, zegt architectuurhistoricus Bernard Colenbrander, die morgen zijn afscheidsrede uitspreekt. Als lid van de Kwaliteitscommissie van de TU/e heeft hij de campus van de universiteit proberen te behoeden voor dit soort iconen-bakkerij. “Ik zie mezelf wel als beheerder van een reservaat.”
Een iconisch gebouw waar Bernard Colenbrander wel iets mee heeft, is de Bunker. Op dit betonnen monument aan de Kennedylaan, het voormalige onderkomen van de AOR, de studentensoos die er samen met de mensa en de drie gezelligheidsverenigingen in zat, is de afgelopen twee jaar de BunkerToren verrezen. Bij de verkoop van de Bunker in 2019 vertelde hij aan Cursor dat dit "Hugo Maaskant op z'n ruigst" is. Onlangs hees het Eindhovens Dagblad hem nog op het schild als degene die dit markante en wat vergeten ontwerp van deze Rotterdamse wederopbouwarchitect van de sloop had gered.
Summa College
“Dat zou ik nooit willen beweren, maar ik was wel zeer verheugd dat ik samen met de toenmalig directeur van Dienst Huisvesting, Veronique Marks, in gesprek kon met de projectontwikkelaar om te kijken wat van het gebouw behouden kon blijven. Want het spreekt niet vanzelf dat zo’n commerciële partij daar oren naar heeft en na de verkoop van het gebouw verloren we onze zeggenschap, met alle risico van dien.” Hij zegt het nog altijd jammer te vinden dat het Summa College er niet in gekomen is. “Die waren al een heel eind met de onderhandelingen, maar uiteindelijk vonden ze het toch te risicovol en haakten ze af. Ik persoonlijk had het heel mooi gevonden als het pand een onderwijsfunctie had gekregen.”
Over hoe de BunkerToren uiteindelijk is uitgepakt is hij wel tevreden. “Met mijn ene been sta ik in de realiteit - dit is een commercieel project - maar met mijn andere been sta ik ook in een soort reservaat. En kwaliteit en winstmaximalisatie gaan niet zomaar samen. Ik hoop dat er onder in de toren nog wel een publieke functie komt, zoals destijds is afgesproken. Denk aan een restaurant of een sportschool, maar helemaal zeker is dat niet.”
Kwaliteitscommissie
Als jarenlang lid van de Kwaliteitscommissie van de TU/e heeft Colenbrander altijd oog gehouden voor het behoud van de oorspronkelijke opzet van de campus zoals die ooit door architect Sam van Embden was geschetst. Hij zag zich als de beheerder van dit erfgoed - lid van de Kwaliteitscommissie is hij overigens sinds de zomer van dit jaar niet meer - maar hij voegt er direct aan toe dat de Kwaliteitscommissie de campus ook heeft “gereanimeerd” door het hergebruik en de renovatie van bestaande gebouwen. Als lichtend voorbeeld noemt hij Ceres, het voormalige Ketelhuis waar al jaren het Instituut voor Complexe Moleculaire Systemen (ICMS) in gehuisvest is. Ook MetaForum stelt hem wel tevreden. “De W-hal die daar de basis voor vormt, stond op de nominatie om volledig gesloopt te worden. Ik ben wel wat ongelukkig met de lompe kubus die er bovenop is geplaatst (het onderkomen van de faculteit Mathematics & Computer Science, red.)."
Van recente datum is Neuron, het oude Laplacegebouw, waar ooit het Rekencentrum in begon, waar Industrial Design een aantal jaren in was ondergebracht, en waar straks onder meer het Eindhoven Artificial Intelligence Systems Institute (EAISI) een plek krijgt. De oplevering van dit gebouw staat gepland voor februari volgend jaar. “Midden in dit gebouw komt straks een kunstwerk van Hella Jongerius (een industrieel ontwerpster die in 1993 is afgestudeerd aan de Design Academy, red.). Het krijgt een plek in het atrium en stelt een soort weefgetouw voor dat verticaal door de hele ruimte gaat. Het zal worden geïnstalleerd als het gebouw al in gebruik is.”
Lees verder onder de foto.
Lieu de mémoire
Iets noordoostelijker op het terrein, daar waar onlangs de bouw van twee studentenwoontorens van start ging, hebben drie losse gebouwtjes en de voormalige entree van het Paviljoen de bijzondere interesse van de hoogleraar architectuurgeschiedenis. Colenbrander: “Op deze plek waar onze universiteit ooit is begonnen en die daarmee als kraamkamer van allerlei faculteiten mag worden gezien, zijn een aantal onderdelen bewaard gebleven. Dit is een plek met wortels. Drie losse paviljoentjes en de oude entree van het Paviljoen, waar de faculteit Industrial Engineering & Innovation Sciences (IE&IS) bijna zestig jaar in zat, staan er nog en worden meegenomen in de nieuwe bebouwing.”
Er komt op die plek een lieu de mémoire, zegt Colenbrander. “Het moet een herinneringsplaats worden en dat in de vorm van een beeldenpark en een kunstproject. Met beleidsmedewerker Joep Huiskamp en landschapsarchitect Paul Achterberg werk ik hieraan en ook het College van Bestuur is doordrongen van het historisch perspectief van dit project.” De twee toekomstige woontorens passen volgens hem goed in het concept dat Van Embden ooit voor de campus heeft uitgezet, “maar ik maak we wat zorgen over het studentdorp dat tussen de twee torens zal verrijzen. Vanwege de moeilijke omstandigheden in de bouwsector vrees ik dat de uitvoering hiervan wat schraler gaat uitvallen dan we bedoeld hebben. Dat hebben we helaas moeten slikken.”
Confectiearchitectuur
Minder begrip toonde hij in het verleden voor diverse bouwprojecten die werden aangekondigd of uitgevoerd in de gemeente Eindhoven. Zo diskwalificeerde hij in 2010 het appartementencomplex naast het PSV-station als ‘confectiearchitectuur’ en anderhalf jaar terug liet hij zich kritisch uit over de plannen van Winy Maas voor winkelcentrum De Heuvel. “Hij (Winy Maas, red.) is een architect van spektakel, van ontwerpen die eerder aansluiten bij de beeldcultuur dan bij de architectuurtraditie. Zijn gebouwen zijn incidenten, waarmee ik bedoel dat ze niet zijn ingepast in een stedenbouwkundige visie. Eindhoven is een stad met een vrij zwakke structuur – een rommelige binnenstad met weinig markante ijkpunten – die daar niet voor geschikt is.” Die mening is hij nog steeds toegedaan: “Stedenbouwkundig gezien maakt Eindhoven er een potje van. Deze stad heeft niet de logica van steden als Amsterdam, Rotterdam of Den Bosch, waar gezocht wordt naar een dragelijk alternatief, waar het publieke domein wel van de straat is.”
Hij begeleidt nu nog twintig promovendi en hij is duidelijk verguld met de vanzelfsprekende toeloop. Hij hoopt ze straks in goede handen achter te kunnen laten, want hij zal ze niet allemaal naar de eindstreep kunnen begeleiden. “Discussie met architecten van andere groepen hier binnen onze faculteit was er eigenlijk al direct na mijn komst zeventien jaar geleden. Als architectuurhistoricus heb ik me op dat vlak altijd graag schuldig gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag.”
Op dit moment schrijft hij een waardestelling voor Impuls, het wat onderkomen gebouwtje tegenover Luna, dat enige tijd terug diende als bouwkeet voor de bouwvakkers die Atlas renoveerden en nu als opslagruimte fungeert. Volgens hem passend in het geheel en zeker de moeite waard om behouden te blijven voor het nageslacht.
Discussie