Het hoger onderwijs schakelde tijdens de coronapandemie in rap tempo over naar online onderwijs. Opeens sloot het standaard onderwijsaanbod ook aan bij de behoefte van veel studenten met een beperking. “Dat zegt wat over de toegankelijkheid van het onderwijs vóór corona en daar moeten we dus niet naar terug”, vindt Lydia Vlagsma van Ieder(in), de koepelorganisatie die de belangen van mensen met een beperking behartigt.
Energie overhouden
Voor Claire van den Helder, student culturele antropologie aan de Universiteit Leiden, werd studeren tijdens de pandemie een stuk makkelijker. “Het online onderwijs was voor mij een eye-opener; ik kan dus ook lessen volgen en aan het einde van de dag energie overhouden om nog te koken”, zegt ze. Van den Helder heeft last van chronische vermoeidheid. Een hele dag op de campus kost haar “intens veel energie”. Omdat de lessen tijdens de pandemie online waren, kon ze tussendoor even gaan liggen als dat nodig was.
Het verhaal van Van den Helder staat niet op zichzelf, zegt Lydia Vlagsma. Het werd voor een groep studenten tijdens de pandemie opeens een stuk makkelijker om onderwijs te volgen, waar voorheen allemaal omslachtige aanpassingen voor nodig waren. Hogescholen en universiteiten hebben volgens haar vaak niet door wat studenten nodig hebben.
Meer dan rolstoelvriendelijk
Toegankelijk onderwijs is meer dan een rolstoelvriendelijke collegezaal, legt ze uit. “Is er bijvoorbeeld een ruimte beschikbaar om te rusten of medicijnen te nemen? Maar ook: stuurt een docent een leestekst in een bestandstype dat ook voorgelezen kan worden en zijn video’s ondertiteld?” Dat soort dingen gaan volgens Vlagsma nog vaak mis.
De pandemie deed Ieder(in) opnieuw nadenken over het hoger onderwijs. “Het is nu best strikt geregeld: je moet er in een bepaald tempo en in een bepaalde vorm doorheen. Eigenlijk best gek, omdat er al veel voorbeelden van flexibel onderwijs bestaan. Denk bijvoorbeeld aan deeltijdonderwijs voor volwassenen of een taalapp als Duolingo”, zegt Vlagsma.
Het hoger onderwijs kan daar wat van opsteken, denkt ze. “Waarom kan je bijvoorbeeld niet een paar weken langer over een vak doen? Of een vak online volgen, terwijl een andere student wel in het lokaal zit? Dat soort keuzemogelijkheden zouden heel waardevol zijn.”
Flexibel onderwijs
Erg flexibel is het onderwijs momenteel nog niet, ondervindt Van den Helder. “Vóór de pandemie was het online volgen van lessen helemaal geen optie, maar makkelijk is het nu nog steeds niet. Voor een college dat ik online wil volgen moet ik apart mailen met de docent én de studieadviseur om daar toestemming voor te krijgen. Maar mijn vermoeidheid is erg onvoorspelbaar, dus ik moet dan op het laatste moment als ik al moe ben achter de mogelijkheden aanzitten”, zegt ze. “Het zou niet zo’n exceptionele situatie moeten zijn en beter geregeld moeten worden, want ik weet dat er meer studenten zijn die hier last van hebben”, zegt ze.
De tegenstelling tussen fysiek en online onderwijs is Lydia Vlagsma te zwart-wit. “Dat vond ik ook het lastige aan de motie van SP-Kamerlid Peter Kwint waarin hij zegt dat fysiek onderwijs de norm moet blijven.” Het een sluit het ander volgens haar niet uit. “Dat onderscheid leidt af van het echte vraagstuk: hoe creëer je een vorm die voor iedereen werkt en waarin de kwaliteit van onderwijs hoog blijft.”
Van den Helder zou haar studie ook liever niet helemaal online willen volgen. “Ik wil mijn medestudenten ook zien als dat lukt, want dat maakt studeren veel leuker. In de ideale wereld kan het allebei. Dan probeer ik er zoveel mogelijk fysiek te zijn en sluit ik anders online aan, zonder dat ik daar steeds zelf achteraan moet of me daar vervelend over voel.”
Docenten moeten wel wat hulp krijgen bij het bieden van zulk hybride onderwijs, voegt Vlagsma toe. “Dat kost tijd en geld. Maar het alternatief is dat een groep studenten van onderwijs wordt uitgesloten. En in het VN-verdrag Handicap staat dat mensen met een beperking recht hebben om op gelijke voet mee te doen aan het onderwijs. Onderwijsinstellingen zijn verplicht om dat mogelijk te maken, tenzij het buitenproportioneel veel moeite vraagt”, licht ze toe.
“Tijdens de pandemie hebben we gezien hoeveel er mogelijk is in het onderwijs. Je kan nu niet volhouden dat er geen rekening gehouden kán worden met studenten die een andere behoefte hebben. Daar moeten de instellingen het gesprek over aangaan met hun studenten”, zegt Vlagsma.
Maatwerk
De koepelverenigingen van universiteiten (UNL) en hogescholen (VH) zeggen tijdens de pandemie veel geleerd te hebben over online onderwijs. Maar een structurele regeling voor studenten met een beperking lijkt nog niet in zicht: de UNL wil “waar mogelijk maatwerk” bieden en de VH wil studenten “proberen individueel tegemoet te komen”. Ze zijn het er ook over eens dat het “erg ingewikkeld” is om al het onderwijs zowel fysiek als online te geven.
Discussie