- Onderzoek
- 14/03/2022
Alle klimaatonderzoekers verzamelen
NWO en KNAW willen alle partijen die klimaatonderzoek verrichten in ons land samenbrengen in een netwerkinstituut, met een gezamenlijke onderzoeksagenda. TU/e-hoogleraar Heleen de Coninck is voorzitter van de taskforce die de samenwerking gaat opstarten. “Het klimaatonderzoek is nu nog erg versnipperd. We moeten gaan kijken waar we goed in zijn en welke thema’s relevant zijn voor Nederland. De drie IPCC-klimaatrapporten vormen daarbij een belangrijk uitgangspunt.”
Heleen de Coninck – zowel klimaathoogleraar op de TU/e als uhd aan de Radboud Universiteit – zit in de trein als Cursor haar belt. Waarom ze denkt dat ze gevraagd is als voorzitter van de taskforce die het klimaatonderzoek in Nederland moet gaan bundelen? “Misschien omdat ik ‘breed’ ben: ik ben opgeleid tot natuurwetenschapper, en richt me in mijn onderzoek zowel op de maatschappelijke als de technologische kant van het klimaatvraagstuk.”
Dat Nederland een landelijk netwerkinstituut voor klimaatonderzoek krijgt, is op advies van de Permanente Commissie Nationale Instituten (PCNI), die wetenschapsorganen NWO en KNAW in 2020 hebben opgericht. De werktitel luidt Nationaal Initiatief Klimaatonderzoek.
De taskforce, bestaande uit vertegenwoordigers van een tiental universiteiten en andere instituten (zoals het KNMI) en met De Coninck aan het hoofd, zal nog voor de zomer een rapport uitbrengen over het op te richten klimaatpact, inclusief een aanzet voor de landelijke onderzoeksagenda.
Draagvlak
Over de inhoud van de gezamenlijke onderzoeksagenda kan De Coninck nog weinig zeggen, “We zijn nog niet begonnen.” De punten zullen in elk geval afhangen van de klimaataspecten die van belang zijn voor Nederland, en van het soort onderzoek waar we als land goed in zijn.
De TU/e kan wat dat betreft onder andere instituut voor duurzame energie EIRES naar voren schuiven. De groep van De Coninck zelf focust op een integrale benadering: voor de energietransitie is immers niet alleen de juiste technologie essentieel, maar ook maatschappelijk draagvlak. “Maar er zijn veel meer TU/e-onderzoekers bezig met klimaatverandering.”
Voordeel van een landelijk instituut is dat er heel gericht en compleet advies gegeven kan worden aan de overheid. De Coninck: “De regering heeft besloten een wetenschappelijke adviescommissie klimaat op te richten, een soort ‘klimaat-OMT’, zogezegd. Andere landen zijn daar nu ook mee bezig en in bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk zie je dat dat al jarenlang heel goed werkt. Als klimaatinstituut kunnen we die commissie gaan voorzien van de juiste kennis en informatie.”
IJkpunt
De start van de taskforce valt samen met een belangrijk ijkpunt: de periode dat de drie IPCC-rapporten over de mondiale klimaatverandering verschijnen. De Coninck schrijft zelf mee aan het derde rapport, over klimaatmitigatie, dat in april uitkomt. Valt de aandacht voor deze rapporten niet weg, nu er zoveel speelt op het wereldtoneel? Na twee jaar focus op de coronapandemie, gaat alle aandacht nu naar de oorlog in Oekraïne.
De Coninck is reëel: “Het is niet meer dan logisch dat alles nu gericht is op deze crisis. De presentatie van het tweede IPCC-rapport viel zo’n beetje samen met de Russische invasie, en daardoor was er inderdaad minder aandacht voor. Terwijl dat een belangrijk en ook heftig rapport is: het zet de gevolgen van de klimaatverandering op een rijtje. Ook beschrijft het de grenzen van wat we aan klimaatadaptatie kunnen doen – we weten nu al dat we bepaalde gebieden moeten gaan opgeven, omdat het daar simpelweg te heet wordt.”
Het zal onder meer afhangen van de gebeurtenissen in Oekraïne of het derde IPCC-rapport volgende maand meer aandacht gaat krijgen. De klimaatverandering schrijdt intussen hoe dan ook voort. Werk aan de winkel voor de taskforce.
Discussie