Studentenrechtbank CBHO wordt mogelijk opgeheven
De speciale rechtbank voor het hoger onderwijs CBHO gaat wellicht verdwijnen. Die grote wijziging is verborgen in een wetsvoorstel over het mbo dat de Tweede Kamer volgende week gaat bespreken. Het Landelijk Studenten Rechtsbureau (onderdeel van studentenorganisatie ISO) ziet weinig problemen.
Het college van beroep voor het hoger onderwijs (CBHO) oordeelt over zaken van studenten - zo’n 250 zaken per jaar - tegen hun onderwijsinstelling, bijvoorbeeld over het bindend studieadvies, het collegegeld of vermeend plagiaat. Aan de TU/e was vorig collegejaar het laten vervallen van twee eisen die nodig waren om in aanmerking te komen voor een bestuursbeurs (te weten: het behaald hebben van je propedeuse en 75 procent van je studiepunten) direct gerelateerd aan een uitspraak die het CBHO eerder had gedaan over het Profileringsfonds van de TU Delft. Inmiddels is ook de eis vervallen dat een studentbestuurder tijdens zijn of haar bestuursjaar verplicht vijftien studiepunten moet halen.
Maar als de Tweede Kamer akkoord gaat, komt er een einde aan deze speciale rechtbank, die sinds 1993 bestaat. Dat staat in een wetsvoorstel over het beroepsonderwijs, ingediend door het vorige kabinet. De taken van het CBHO kunnen beter onder de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State vallen, staat in het wetsvoorstel. Dan zou de continuïteit van deze kleine rechtbank beter gewaarborgd zijn. Bovendien kan er dan in één moeite door een soortgelijke rechtsbescherming voor mbo’ers komen. Deze week praat de Tweede Kamer erover met OCW-minister Robbert Dijkgraaf. Het is zijn eerste debat.
Snelle doorlooptijd
De wijziging zou voor studenten weinig moeten uitmaken, meende zijn voorganger Ingrid van Engelshoven, want de griffiekosten blijven even laag en de snelle doorlooptijd van zaken hoeft niet te veranderen. De expertise van de rechters hoeft ook niet te verdwijnen; de meeste CBHO-rechters werken deels al voor de Raad van State.
De Tweede Kamer heeft er nog nauwelijks vragen over gesteld. De Kamerleden waardeerden vooral dat mbo-studenten meer rechtsbescherming zouden krijgen; daar ging het wetsvoorstel eigenlijk over.
Sommige juristen plaatsen grote vraagtekens bij het wetsvoorstel. Zelfs de Afdeling Advies van de Raad van State levert kritiek. Kan de snelle doorlooptijd echt behouden blijven? “De Afdeling is hier nog niet zonder meer van overtuigd.”
“Een onzalig plan”, noemde een onderwijsjurist het voornemen op een bijeenkomst voor vakgenoten van de Vereniging voor Onderwijsjuristen. Een ander zei ronduit: “Ik ben ertegen.” Er waren rechters, advocaten, andere juristen en studenten bij aanwezig.
Er klonken twijfels over de rechtsbescherming van studenten door de Afdeling Bestuursrechtspraak. Die heeft nog maar net excuses aangeboden voor de behandeling van ouders in de toeslagenaffaire. Moet je studenten daar dan wel naartoe sturen?
Weinig problemen
Niet iedereen is echter negatief. Het Landelijk Studenten Rechtsbureau (onderdeel van studentenorganisatie ISO) ziet bijvoorbeeld weinig problemen – al kwam het plan van het kabinet pas laat op de radar. “Voor de studentenorganisaties is de wijziging lang verstopt gebleven”, zegt LSR-voorzitter Bas van ’t Hek, “en we zijn er door het ministerie pas laat bij betrokken.”
Maar het ministerie heeft volgens hem beloofd dat de huidige, gespecialiseerde rechters hun werk behouden en dat de ondersteuning gewoon doorgaat. Als de rechters de zaken bovendien even snel blijven behandelen, dan ziet Van ’t Hek in de praktijk geen nadelen. “Mocht dat anders zijn, dan zullen we vooraan staan om het aan te kaarten.”
De CBHO-rechters hebben soms flinke invloed op het hoger onderwijs. In het verleden hebben ze onderwijsinstellingen bijvoorbeeld teruggefloten in kwesties rond het bindend studieadvies en de strikte deadline voor de herinschrijving van studenten.
Discussie