Ondanks kinderziekten is ‘erkennen en waarderen’ de toekomst, meent AWTI
Wereldwijd zoeken universiteiten naar nieuwe manieren om de kwaliteit van wetenschap te beoordelen. Met ‘erkennen en waarderen’ heeft Nederland de kans om tot de kopgroep te behoren, zegt voorzitter Eppo Bruins van adviesraad AWTI.
De overheid besteedt miljarden euro’s aan wetenschappelijk onderzoek. Hoe weten we nu eigenlijk of dat geld goed terechtkomt, vroeg de Tweede Kamer zich af. Hoe kun je de kwaliteit van onderzoek vaststellen?
In juni vroeg het parlement de Adviesraad voor Wetenschap, Technologie en Innovatie (AWTI) om een brief hierover. Deze brief is zojuist aangeboden aan Kamervoorzitter Vera Bergkamp.
Een van de aanleidingen voor het verzoek is dat de Nederlandse wetenschap een nieuwe koers inslaat onder het motto ‘erkennen en waarderen’. Het idee is dat onderzoekers meer doen dan wetenschappelijke artikelen publiceren en dat ze voor die andere taken ook beloond mogen worden. Het gaat bijvoorbeeld om onderwijs, leiderschap, de bijdrage aan team science en de impact op de maatschappij.
Critici vrezen dat die nieuwe koers de goede internationale positie van Nederland in de wetenschappelijke wereld aantast. Volgens Eppo Bruins kun je dat nog niet vaststellen. “Bovendien kunnen we het niet tegenhouden: ‘erkennen en waarderen’ is een mondiale ontwikkeling.”
Het parlement wil weten hoe je de kwaliteit van wetenschap vaststelt. Konden jullie daar antwoord op geven?
“We hebben geholpen om de gedachten te verhelderen. De vraag is eigenlijk: waarom bedrijven we wetenschap? Daar denken we in Nederland nauwelijks over na, maar het hangt van allerlei waarden af. De een wijst op de inherente waarde van wetenschap, de ander noemt economische welvaart en weer een ander wijst op de grote maatschappelijke kwesties waar de wetenschap aan kan bijdragen. Dat zijn allemaal andere waarden, en dus heb je ook allemaal verschillende kwaliteiten van wetenschap, die hun eigen benadering vergen.”
Dat past dus in de trend van ‘erkennen en waarderen’.
“Als je naar de kwaliteit van wetenschap kijkt, heb je een breed palet nodig. Daar is ‘erkennen en waarderen’ ook op gericht.”
Vanwaar dan die zorgen over het aanzien van de Nederlandse wetenschap in de wereld?
“Sommigen hebben het gevoel dat het best snel gaat en dat niemand nog precies weet hoe het moet. Aan de instellingen pakken ze de ommezwaai naar ‘erkennen en waarderen’ allemaal verschillend aan, en dat heeft ook risico’s. Als je de beoordeling van onderzoekers niet op elkaar afstemt, kan het negatieve gevolgen hebben voor hun mobiliteit. Met hun goede beoordelingen aan de ene universiteit kunnen ze dan niet zomaar bij de andere terecht.”
Wat voor nieuwe vormen van beoordeling krijgen kritiek?
“Er is bijvoorbeeld geëxperimenteerd met een ‘narratief’ cv, waarin wetenschappers vooral zelf vertellen wat voor onderzoek ze doen. Dat is snel weer losgelaten. Onderzoeksfinancier NWO vraagt nu om een evidence based cv. Je mag je verhaal dan ondersteunen met cijfers over de impact van je werk in de wetenschappelijke wereld. De eisen wisselen dus snel. Wij pleiten ervoor dat de instellingen niet allemaal zelf het wiel gaan uitvinden en hun manieren van beoordelen samen ontwikkelen.”
Zijn die verschillen niet juist interessant?
“Op zich wel. We hebben eerder gepleit voor scherpere profilering van de kennisinstellingen. Een duidelijke identiteit van een universiteit kan inderdaad ook tot uiting komen in haar beoordeling van onderzoekers. Maar dan moet je daar wel duidelijk over zijn en doordachte keuzes maken.”
Als de beoordeling van wetenschappers minder op hun ‘score’ in de wetenschap leunt, zoals het aantal citaties dat ze van hun collega’s krijgen, gaat Nederland dan dalen op de wereldwijde ranglijsten?
“Dat weten we nog niet, maar we hebben het vergeleken met de overstap naar open access in de wetenschap, waarbij wetenschappers hun artikelen gratis leesbaar maken voor iedereen. Daarin loopt Nederland ook voorop. De tijdschriften met de hoogste reputatie deden er niet meteen aan mee, dus critici waren bang dat open access ten koste zou gaan van de Nederlandse positie in de ranglijsten. Dat blijkt niet het geval. Het is trouwens de vraag wat die lijsten precies waard zijn, gezien de enorme diversiteit in de wetenschap.”
Publicaties in tijdschriften en citaties van collega’s laten wel goed zien hoe andere wetenschappers over je werk denken.
“Peer review is de kern in de wetenschap. We schetsen in onze brief een paar nadelen: reviewers hebben bijvoorbeeld moeite met het beoordelen van risicovol en interdisciplinair onderzoek. Ook kunnen ze het onderling oneens zijn, wat laat zien hoe subjectief hun oordeel is. Maar peer review is en blijft de gouden standaard. Dat stellen we helemaal niet ter discussie. Alleen is publiceren in tijdschriften niet het enige wat telt.”
Volgens u valt ‘erkennen en waarderen’ niet te stuiten. Is dat genoeg reden om erin mee te gaan?
“Nederland is hier niet als enige mee bezig. Het is een mondiale beweging. We moeten niet helemaal in ons eentje het pad banen, maar het is een goed idee om in de kopgroep te zitten. Dat biedt kansen. Het kan Nederland bijvoorbeeld aantrekkelijk maken voor internationale onderzoekers, als ze weten dat we hier genuanceerd naar kwaliteit kijken. Bovendien kun je dan de richting van deze beweging mede vormgeven.”
Discussie