Erik Bakkers pareert kritiek op zijn nanodraadjes
In 2017 schreven de Delftse hoogleraar Leo Kouwenhoven en TU/e-hoogleraar Erik Bakkers in het tijdschrift Nature dat ze supergeleidende nanodraadjes hadden gemaakt, ideaal voor het detecteren van zogeheten majoranadeeltjes. Kouwenhoven, zo bleek vorig jaar, zou niet kritisch genoeg zijn geweest bij zijn onderzoek hiernaar, en vandaag in de Volkskrant stelt een oud-medewerker uit zijn groep dat ook de Eindhovense draadjes “verre van nagenoeg perfect” waren. Bakkers zegt dat dat ook nooit de strekking van de publicatie was.
Met de ontdekking van Leo Kouwenhoven in 2018 van de majoranadeeltjes leek een nieuw type quantumcomputer in het verschiet te liggen. Een computer die supersnelle berekeningen mogelijk zou maken. TU/e-hoogleraar Advanced Nanomaterials & Devices Erik Bakkers was met zijn team verantwoordelijk voor het produceren van de nanodraden die nodig waren voor dit onderzoek en was daarom medeauteur van het artikel in Nature.
Februari vorig jaar bleek Kouwenhoven niet kritisch genoeg te zijn geweest bij zijn onderzoek. Die conclusie zou enerzijds volgen uit nieuwe inzichten in het vakgebied, maar ook doordat er wellicht een onzorgvuldige selectie gemaakt zou zijn van de ruwe meetgegevens. Aan de TU Delft loopt op dit moment een integriteitsonderzoek naar deze kwestie. Betrokkenen zeggen vanwege dat onderzoek ook geen commentaar te kunnen leveren.
Veel te verbeteren
In de Volkskrant van vandaag stelt Sergey Frolov, een oud-medewerker uit de groep van Kouwenhoven, echter dat de Eindhovense nanodraadjes “verre van nagenoeg perfect” waren. Frolov zegt in zijn huidige onderzoeksgroep aan de Universiteit van Pittsburgh ook met deze nanodraadjes gewerkt te hebben.
Bakkers, die vandaag een conferentie bezoekt, reageert per mail op het Volkskrantartikel: “Ten eerste is de strekking van ons paper niet dat de draden perfect zijn. We weten dat er nog veel te verbeteren valt. Dat is duidelijk in het verhaal en daar werken we nog steeds aan. De strekking is dat we een significante stap hebben gemaakt. Dat is letterlijk de conclusie en daar sta ik volledig achter. Deze methode wordt nu door vele groepen gebruikt, ook in de papers van Sergey Frolov. Ten tweede is het niet vreemd dat Frolov de data niet volledig kan reproduceren. Zijn groep is erg traag, het duurt een half tot een heel jaar voordat ze devices hebben gemaakt en gemeten. Het is ook bekend dat de kwaliteit van de samples achteruitgaat in tijd. Dat hebben we hem ook verteld.”
Discussie