De kwaliteit van het overgrote deel van de opleidingen in het hoger onderwijs is stabiel en goed, schrijft de Inspectie van het Onderwijs in de nieuwe Staat van het Onderwijs. En hoe individuele opleidingen het doen kan iedereen nalezen in de visitatie- en accreditatierapporten van de NVAO.
Maar wat ontbreekt is een landelijk beeld van de uitdagingen waar opleidingen voor staan en ontwikkelingen die ze doormaken. Niemand kan dat nu geven volgens de inspectie, zelfs de NVAO niet.
De data uit het accreditatiestelsel zijn daarvoor vaak niet geschikt. Bovendien zijn ze onvoldoende toegankelijk. De uitkomsten van opleidingsaccreditaties staan wel in losse rapporten en besluiten, maar die zijn nu zo gearchiveerd door de NVAO dat ze niet beschikbaar zijn voor nadere analyses. Je kunt de besluiten bijvoorbeeld niet per periode of per type oordeel ordenen.
Met als gevolg dat allerlei belangrijke vragen niet beantwoord kunnen worden. Bijvoorbeeld: wat zijn de meest voorkomende problemen bij opleidingen die niet meteen worden goedgekeurd? En welke verbetermaatregelen die ze vervolgens doorvoeren zijn het effectiefst? Zijn de problemen waar opleidingen tegenaanlopen in de loop der jaren veranderd? Is er verschil tussen de problemen in het hbo en wo?
Maatschappelijk vertrouwen
Antwoorden op dat soort vragen zijn belangrijk voor beleidsmakers, maar ook voor de inspectie zelf. Die moet namelijk toezichthouden op het accreditatiestelsel en als er gegevens ontbreken, komt dat “het maatschappelijk vertrouwen in het hoger onderwijs op den duur niet ten goede”.
Daar moet meer aandacht voor komen, vindt de inspectie, en al helemaal nu er gediscussieerd wordt over de invoering van instellingsaccreditatie. Daarbij mogen universiteiten en hogescholen die aan de eisen voldoen hun opleidingen laten keuren door deskundigen die ze zelf benoemen. Critici vrezen onder meer dat het stelsel dan nog minder transparant wordt.
Discussie