Welke belangen spelen er in de wetenschappelijke samenwerking met onvrije landen als China en Rusland? Daarover sprak de Tweede Kamer afgelopen week met drie deskundigen en twee rectoren van universiteiten.
Zwaar gemoed
“Ik ging gisteravond met een zwaar gemoed naar bed”, vertelde rector Henk Kummeling van de Universiteit Utrecht tijdens het rondetafelgesprek. Want hij had een artikel van het HOP gelezen dat voorspelde wat de universiteiten in het rondetafelgesprek zouden gaan zeggen.
Zijn samenvatting van het HOP-artikel klopte niet, maar volgens hem stond erin dat de universiteiten op het gebied van kennisveiligheid geen hulp van de overheid nodig dachten te hebben. “Nou, die boodschap wil ik zeker niet afgeven namens de universiteiten.”
De universiteiten hebben wél hulp nodig, stelde Kummeling. Ze willen bijvoorbeeld een loket bij de overheid waar ze informatie over mogelijke samenwerkingspartners kunnen halen. Ze stonden namelijk weleens voor een dichte deur bij de inlichtingen- en veiligheidsdiensten als ze iets wilden weten over de risico’s van samenwerking, zei de rector, en dan is het moeilijk om een goede afweging te maken. Verder willen de universiteiten concrete richtlijnen van de overheid om te kunnen beoordelen welk type samenwerking ze wel en niet kunnen aangaan.
VS-China
In het uur ervoor hadden drie deskundigen onderstreept hoe belangrijk veiligheidsbeleid is. Vooral analist Joris Teer van The Hague Center for Strategic Studies schetste een schril beeld van de wereld. Met de oplopende spanningen rond Taiwan is een militair conflict tussen de VS en China niet meer denkbeeldig, vertelde hij. Mocht het zover komen, dan hebben de VS daar hun handen vol aan en kunnen ze Europa niet meer tegen Rusland beschermen. Dus heeft Europa er groot belang bij dat China in Nederland geen militair toepasbare kennis opdoet.
Volgens Ingrid d’Hooghe van het Clingendael Instituut moet de overheid ingrijpen. Hoe goed ze ook bezig zijn, universiteiten hebben volgens haar niet de capaciteit in huis om alles zelf te doen. Dat zou leiden tot een “verspilling van mankracht” en een “lappendeken van visies”.
De Kamerleden hoorden het allemaal aan en met name Harm Beertema van de PVV was kritisch over wetenschappelijke samenwerking met China. Kunnen we de afwegingen wel aan de universiteiten overlaten, vroeg hij zich af. Hij moest denken aan de omstreden Confucius Instituten waar de universiteiten mee in zee waren gegaan. En nog niet zo lang geleden wilde Groningen een campus in het Chinese Yantai openen.
Ommezwaai
Rector en collegevoorzitter Tim van der Hagen van de TU Delft had daar wel een verklaring voor. Hij sprak van een “complete ommezwaai als het om China gaat”. Hij beweerde dat zijn universiteit tot drie jaar geleden werd “aangemoedigd om zoveel mogelijk Chinese delegaties te ontvangen en daar vooral mee te gaan samenwerken”. Tegenwoordig is ongeveer het tegenovergestelde aan de hand, zei hij.
Maar het gevaar van nieuwe veiligheidschecks door overheidsinstanties is dat ze zomaar maanden in beslag kunnen gaan nemen. Van der Hagen waarschuwde dat de briljantste geesten gewoon elders aan de slag gaan, als goedkeuring hier te lang op zich laat wachten. Ze kunnen immers overal aan de slag.
Zijn boodschap was uiteindelijk toch dat de universiteiten, met hulp van bijvoorbeeld de inlichtingendiensten, de afwegingen zelf wel kunnen maken. Ze zijn voorzichtig genoeg. Bij twijfel zeggen ze in Delft nee, stelde Van der Hagen. Overigens kwam het gesprek niet op de Delftse samenwerking met universiteiten die aan het Chinese leger verbonden zijn.
Zijn collega Kummeling (Utrecht) droeg dezelfde boodschap uit. De universiteiten hebben natuurlijk niet de wijsheid in pacht, erkende hij, “maar als we informatie hebben, dan kunnen we heel veel verstandige dingen doen”.
Afweging
Tweede Kamerlid Hatte van der Woude (VVD) zocht naar mogelijkheden om de poort naar samenwerking niet dicht te gooien. De meeste aanwezigen, ook de deskundigen, meenden immers dat internationale samenwerking in principe goed is. Hoe strikt moet je zijn? Van der Woude dacht dat zo ongeveer alle landen zouden afvallen als je veiligheid, academische vrijheid en ethisch gebruik van kennis “allemaal in gelijke mate in je afwegingskader stopt”. Volgens haar zal Nederland moeten prioriteren.
De kwestie is complex omdat er zoveel belangen tegelijk meespelen. China is een belangrijke handelspartner en de Chinese universiteiten maken een stormachtige ontwikkeling door, maar het land is ook een supermacht die zijn invloed wil vergroten.
De wetenschap is er vooral voor de wetenschap en wil graag kennis en inzicht bevorderen, zei Kummeling tegen de Tweede Kamer. Maar dat is niet het enige belang, zag je de Kamerleden denken.
Discussie