Irène Curie Fellowship-programma maakt stevig aangepaste comeback
De TU/e mag haar Irène Curie Fellowship-programma, dat gericht is op het verhogen van het percentage vrouwen in de vaste wetenschappelijke staf, in een stevig aangepaste vorm voortzetten. Dit maakte het College voor de Rechten van de Mens (CRM) dinsdag bekend. Cursor vroeg aan twee hoogleraren, de een destijds een uitsproken voorstander van het programma en de ander een duidelijke criticaster, hoe zij aankijken tegen de aanstaande herinvoering.
In juli 2019 introduceerde de TU/e het Irène Curie Fellowship-programma, dat erop gericht was om het percentage vrouwen in de vaste wetenschappelijke staf te verhogen. Bij de invulling van vacatures zouden vrouwelijke kandidaten een half jaar voorrang krijgen bij de aanstellingsprocedure. Mocht na die periode geen geschikte vrouwelijke kandidaat gevonden zijn, dan kwamen ook de mannelijke sollicitanten weer in aanmerking.
Binnen de universiteit werd destijds met gemengde gevoelens gereageerd op de invoering. Medestanders verdedigden de invoering door erop te wijzen dat andere maatregelen die het verleden waren genomen om het percentage vrouwen op te voeren, nagenoeg geen effect hadden gehad. De tegenstanders vonden dat alleen iemands capaciteiten bepalend moesten zijn voor het wel of niet aannemen van een sollicitant. Rector Frank Baaijens zei er toen dit over: “Vrouwen hebben aan onze universiteit vele jaren op een 1-0 achterstand gestaan en met deze maatregel willen we die situatie in een kort tijdsbestek ombuigen naar een 1-0 voorsprong.” De regeling werd op 1 juli 2019 van kracht.
Dertien maanden na de invoering van het programma concludeerde het College voor de Rechten van de Mens echter dat het programma ‘niet proportioneel’ was. Het CRM was met de zaak aan de slag gegaan op basis van vijftig klachten die bij Stichting Radar waren binnengekomen. De universiteit moest een herziene versie van het programma ter toetsing voorleggen aan het CRM.
Twee criteria
Het Mensenrechtencollege maakte afgelopen dinsdag bekend dat het herziene programma nu geen verboden onderscheid meer maakt op basis van geslacht. De herziening betekent volgens het CRM dat de TU/e nu twee criteria toepast voordat een vacature in het ICF-programma wordt geplaatst.
Ten eerste komt een vacature alleen in aanmerking voor het ICF-programma als binnen een faculteit het aandeel vrouwen in een bepaalde functiegroep - universitair docent, universitair hoofddocent, of hoogleraar - minder is dan dertig procent. Ten tweede wordt van de dan in aanmerking komende vacatures dertig tot vijftig procent in het ICF-programma opgenomen. Net als voorheen, mogen hierbij in de eerste zes maanden van de werving alleen vrouwelijke kandidaten reageren op die vacatures. Het programma zal in ieder geval lopen tot 2024, met jaarlijkse evaluaties, zo maakte het College van Bestuur bekend.
Voldoende ruimte
Hoogleraar Kees Storm, die zich in 2019 al liet kennen als een groot voorstander van de regeling, zegt heel blij te zijn dat het programma in deze aangepaste vorm voortgezet kan worden. Storm: “Ik vond zelf dat er ook in het originele concept nog voldoende ruimte voor uitzonderingen was, maar ik ben natuurlijk geen rechter. Prima om faculteiten waar een en ander al in orde is, vrij te stellen van deze verplichting; ik zou niet willen dat de TU/e uiteindelijk op de uni-brede streefcijfers komt doordat - ik roep maar wat - de faculteit Applied Physics geheel uit vrouwen bestaat. Dat is duidelijk geen oplossing, dus deze manier om de spreiding in de gaten te kunnen houden lijkt me goed.”
Volgens Storm is het op dit moment zo dat voldoende faculteiten in een of meerdere van de aangewezen functiegroepen onder de 30%-grens zitten en dus in aanmerking komen voor het ICF-programma. “Voldoende ruimte om door te pakken", aldus Storm. "Waar ik me wel zorgen om maak is dat de discussie nu intern in een verkeerd frame wordt geplaatst, waarin men gaat zoeken naar de 'mazen in de wet'. Wat je er ook van vond, de vorige regel was duidelijk. Nu verwacht ik hier en daar gesteggel over de vraag of een nieuwe vacature onder dat 30-50%-aandeel moet gaan vallen. Ik hoop, en verwacht, van onze besturen dat ze monitoren dat ook in de resterende niet-ICF-posities een redelijk aantal vrouwen wordt aangenomen.”
Waar Storm zich in bredere zin zorgen over maakt is of de universiteit voldoende oog heeft voor de mensen die nu binnengehaald worden. "Ik heb het dan over de zorg voor de nieuwe collega's. Dat zijn er een hoop, maar hebben de faculteiten hun supportsystemen op orde? Hebben we de juiste afspraken over startup? Hoe pakken we de on-boarding aan en weten nieuwe collega's waar ze aan toe zijn als het gaat om het nieuwe 'erkennen en waarderen'. Oftewel, weten ze wat ze moeten laten zien om door te groeien in deze organisatie? We hebben een zorgplicht naar onze nieuwe werknemers toe, en een diverser personeelsbestand duurzaam ondersteunen zal op punten een blijvende cultuuromslag vergen.”
Verstandig
Hoogleraar Boudewijn van Dongen, destijds een vooraanstaand criticaster van het ICF-programma, zegt in een eerste reactie dat hij het kijken per functiecategorie en op kleinere schaal “verstandig” vindt, “evenals het maximeren van het aantal vacatures onder dit programma naar vijftig procent”.
Van Dongen vraagt zich wel af welke andere voorwaarden nu gelden bij deze aangepaste vorm van het ICF-programma. “Zo was bijvoorbeeld in eerste instantie ook vastgelegd dat alleen vrouwelijke kandidaten recht kregen op een startup-package. Dat is, althans bij ons binnen de faculteit Mathematics & Computer Science, nooit geïmplementeerd, maar zou natuurlijk wel tot allerlei oneerlijke verschillen leiden. Is dat nog steeds zo? Of zijn die startup-packages ook voor alle vacatures?”
Verder is hij van mening dat de TU/e nieuwe medewerkers nu te lang in onzekerheid houdt. “De vijfjarige tenure tracks - lees vijfjarige tijdelijke aanstellingen - komen in andere bedrijfstakken nauwelijks voor. Dit staat slechts deels los van het ICF-programma. Ik pleitte eerder al voor het geven van zekerheid in plaats van voorrang, maar dat is niet gebeurd. Ik blijf erbij dat het hele concept van vijfjarige tenure tracks, waarbij het risico van het niet halen van doelen volledig bij de medewerker ligt, niet in lijn is met goed werkgeverschap. Om een prettige werkomgeving te creëren zou het beter zijn om dat risico bij de TU/e te leggen. Wij merken nu al een andere houding van wetenschappers in een tenure track tegenover wetenschappers met een vaste aanstelling. De eerste categorie is veel strikter in het wel of niet accepteren van extra werk, terwijl extra werk vaak door de omgeving gegenereerd wordt en we daar dus geen controle over hebben. Denk daarbij aan hogere instroom, extern opgelegde onderwijsvernieuwing, keuzevrijheid van studenten voor vakken, et cetera.”
Vrijer
Collegevoorzitter Robert-Jan Smits zegt dat het CvB zeer verheugd is dat het “succesvolle" ICF-programma voorgezet kan worden. “Ons doel blijft dat binnen vijf jaar minimaal dertig procent van de wetenschappelijke staf vrouw is. Want bij dat percentage wordt een minderheid niet meer als minderheid ervaren. De minderheid voelt zich vrijer om bij te dragen en heeft de positie en invloed die ze verdient."
In de praktijk betekent de aanpassing van het beleid dat straks minder dan de helft van de vacatures voor de vaste wetenschappelijke staf in het Irene Curie-programma valt. “We hebben sinds de start van het programma vrijwel evenveel vrouwelijke (55) als mannelijke wetenschappers (59) aangetrokken”, vertelt rector Frank Baaijens. ”We hopen deze verhouding vast te kunnen houden met het aangepaste programma.”
Discussie